weg. Graaf D i r k II dced het gesticht van stcen herbouwen, ten einde
het den aanval der stroopende Friezen te beter zoude kunnen afweren,
en plaatste er Monniken van dezelfde orde in ; terwijl liij de Nonnen
naar Bennebroek, nabij Haarlem, deed overbrengen. Hij begeerde
daarenboven , dat bet de begraafplaats zoude zijn van de Graven , en
deed ook het gebeente van St. J e r o e n en van den H. Deken A d e lB e r tü s
in het klooster overbrengen. Nog schonk hij groote goederen, en daarbij
een zeer kostbaar evangelieboek, rijkclijk met goud en edelgesteenle
versierd, aan de kerk van Egmond ; terwijl D i r k Y en de volgende Graven
nog andere goederen aan dit klooster vereerden, zoo dat het groote
rijkdommen bezat. Behalve zeer uitgestrekte landgoederen, tienden en
renten, hadden de bewoners het regt, ofli op de duinen te jagen, en om,
volgens eene vergunning van Hertog F i l ip s , in Abtspoel, buiten Leyden
,- vier paar zwanen te houden. Tot meerderen lüister van het
klooster, werd aan de Kloostervoogden ook de waardigheid en den
eernaam van Abt gegeven , en vele inkomsten en voorregten toegekend.
Onder anderen hadden zij de benoeming tot 24 parochiekerken, en 48
kapellanijen te vergeven. In de kloosterkerk , die aan St. A d a lb e r tü s
toegewijd was, waren onderscheidene kapellen en zeer vele ontaren.
Aan deze kerk had -Paus In n o c e n tiü s IY veertig dagen aflaat vergund,
welke jaarlijks op St. Adalbertusdag, met die kerk godvruchtiglijk te
bezoeken, te verdienen waren. De eerste Abt, in bet jaar 910, meent
men geweest te zijn zekere M o n ab o ld . De vijfde was Heer S te v e n v a n
E gm o n d , die men zegt overleden te zijn in het jaar 1083. De zevende,
A m e lijn genaamd , werd, om zijn siecht gedrag, in het jaar 1129,
door den Bisschop van Utrecht afgezet. L u b b e r t van Egmond wordt
voor den zestienden Abt gebouden; hij overleed in het jaar 1263.
Men wil, dat, te dientijde, dertig Monniken in het klooster huisvestten.
In het jaar 1530 ontstond, tusschen de Abten en de Heeren v a n Egmonu,
een groote twist. De eerstgenoemden hadden aan het klooster vele
goederen onttrokken, welke de laatsten wilden vergoed hebben.
Hieruit ontslonden rooverijen , brandsticliting en doodslagen. Nu eens
smeulde het vuur van tweedragt, dan wederom sloeg b e t, in lichten
laaije vlamme , ten dake uit. Dit duurde tot in bet jaar 1437 , wan-
neer door tusschenspraak van Hertog F i l ip s v a n B o u rg o n d ie , en op bevel
van den Paus , de partijen in onderhandeling kwamen. Bij vonnis van
den Paus , helwelk tegen de verachting van den Abt uitviel , werd de
heerlijkheid van de abdij afgezonderd, en van alle geestelijk gebied
vrij verklaard, en de landen, door de Heeren van Egmond in bezit geno-
men , aan hen toegekend. Zoo geweldig was het misnoegen , dat de
Abt en zijne Monniken over dit vonnis opvatteden, dat het verdrag slechts
körten tijd stand hield ; doch al wederom tot hun eigen nadeel. Heer
C l a a s v an A d ric h em , was, in het jaar 1476, de drie en twintigste Abt,
en had een harde tcgenpartij aan J a n , natuurlijken zoon van Hertog
F i l ip s van B o u rg o n d ie , Proost van St. Donaas te Brugge. Doch v a n
A d ric b em ontkwam zijne lagen. D a v id v a n B o b rg o n o ie had die van
Utrecht in den ban gedaan; doch de Paus magtigde den Abt, hem
daarvan te ontslaan. Eenigen tijd daarna, zieh begeven hebbende naar
Zeeland, om aldaar de bruiloft van Heer W o l f e r t v a n B o r s s e le
van Der-Veere, bij te wonen, dronk hij daarop met de andere gasten,
als om strijd, wijn, waarin men zout gemengd had. Dit perste hem
weldra, om den aandrang der natuur te voldoen , en dewijl hij lang
nitbleef, vonden eenigen, daarover ongerust, hem dood zKten op het
heimelijk gemak. Dit gebeurde in het jaar 1481.
Toen, in den jare 1339, te Haarlem een der nieuwe bisschoppelijke
Zetels in de Nederlanden opgerigt was, werd deze abdij, met alle hare
rijke inkomsten , aan den Bisschop, te zijner staatvoering, overgege-
ven: zoo als ook de beide Bisschoppen van Haarlem, N ic o la a s v an
N ie bw la n d en G o v e r t v an M i e r lo , ondanks de legenkanting der Monniken
(die vroeger eene vrije verkiezing hadden), tot Abten van Egmond
aangesteld zijn, en de inkomsten dier goederen genoten hebben. Laatsl-
genoemde, die de laatste Abt van Egmond geweest is, was in het jaar
1871 tot Bisschop van Haarlem gewijd, en bezat den zetel in tamelijke
vrede tot op het jaar 1878, toen de kerken aan de Hervormden werden
ingeruimd. Naauwelijks ontvlugtte hij de razende menigte, door
zieh in eenen onderaardschen kelder te verbergen; week vervolgens
naar Bonn en verder naar Munster, alwaarhij het ambt van Wij-bisschop
bekleedde , tot dat men hem in het jaar 1587 , na het overgaan van
de stad Deventer aan de Spanjaarden , derwaarts ontbood, om er de
kerken andermaal in te wijden, waarna hij te dier stede, den 28 Julij
van dat jaar, overleed.
Deze abdij bezat eene voortreffelijke bibliotheek van oude, op per-
kament geschrevene en eenige gedrukte boeken, die voor het meeren-
deel waren bijeengebragt door den Abt G e r r i t v a n P o e lg e e s t , een
voorstander van geleerdheid, die in 1476 overleden is. Aan hare bewoners
hebben wij de kennis van vele oude geschiedenissen dezer landen
te danken; want, behalve de beroemde kronijk van M e lis S t o k e ,
die haar in de dertiende eeuw vervaardigde, schreef ook reeds in de
twaalfde eeuw D i r k van L e id e n (T h eo d o k u s a L e id is ) aldaar zijn Breviculi
of körte grafschriften voor de Graven van Holland, die te Egmond be-
graven liggen, en twee eeuwen later zekere L e o uitvoeriger grafschriften,
die verre van onbelangrijk voor de geschiedenis zijn.
Deze zeer rijke abdij werd in het jaar 1872, gedurende de Spaansche
onlusten, ten eenemale verbrand, en de zeer uitmuntende bibliotheek,
• bestaande in vele oude gedrukte en geschrevene boeken, benevens kostbare
kelken en kerksieraden, met een woord alles, door de plunder-
zieke krijgsknechten, onder hevel van S o n o t, vernield, geroofd of aan
de vlammen ten prooi gegeven. Daarvan zag men, in het midden
der vorige eeuw, nog eenige geringe overblijfselen, onder anderen twee
torens, die zeer dik en van duifsteen opgemetseld waren , waarvan
de eene nog geheel en de andere tot omtrent de helft overig waren;
thans zijn er echter geene noemenswaardige overblijfselen meeraan-
wezig.
EGMOND (GROOT-), d. in het balj. der Egmonden, pro v. Noord-
Holland. Zie E gmond-Binnen.
EGMOND (HUIS VAN-) , oud adell. h. te 's Gravenhage, op den
Oosthoek van den Kneuterdijk, voorheen zijnen uit- en opgang hebbende
op den Vijverberg.
Dit h., dat reeds ten tijde van de Hoeksche en Kabeljaauw sehe twisten
vermeld wordt, was in vorige tijden een der aanzienlijkste huizen
van ’s Gravenhage, hebbende de gedaante van een slot of kasteel, met
onderscheidene torentjes en schietgaten tot eenen wakkeren tegenweer
voorzien, welke oude gedaante het nog tot in het jaar 1710 behouden
heeft.
In het jaar 1479 was daarvan bezitter Heere J a n v an Egmond , een
bevige voorstander der Kabeljaauwschgezinden. Deze had, met hulp van
Heer J a n en F i l ip s v a n W a s s e n a a r en andere hunner twistgenooten,
het hof met geweld ingenomen, en van daar weggevoerd de kleino-
I v . D eel. ß