9MS SRO.
aanmerkelijke schade. Het water brak bij Rr emc rs hor n het eerst
door , en vloog, wel eene mans Iengte over alle dijken , als eene zee
landwaarts in , en men rekent, dat’er in G r o n in g e r ea n o toen 9000 men-
seken en 70,000 hoornbeesten verdronken zijn, en eene groote menigte
huizen en schüren Vveggespoeld. Het grootste gedeelte van het land stond
als eene -bare zee, en vijf uren ver dreven menschen, zittende op da-
ken van huizen , waarvan eenige in het Hooge land werden gedreven.
Overal zag men er op balken, horden, hooibalken, stukken van huizen
enz., in het water drijven, die de genade Gods en hunner evennaasten
om hulp baden. Een tweede, en weinig verschrikkelijker watersnood
trofhet G r o n in g e r g ew e s t tusschen den 12 en 13 November des jaars 1686,
wordende deze overstrooming gewoonlijk de St, Martensvloed gcnaamd,
om dat die daags na dezen feestdag voorviel, en ook wel de Groninger-
vioed geheeten , daar dit gewest inzonderheid er door getroffen werd,
In den ävond van den 12 November woei het zeer sterk uit het Zuid-
oosten , gelijk het reeds eenige dagen had gedaan, waarbij een zwaar
omweder, vergezeld van donder en bliksem, kwam ; omtrent negen ure
draaide de wind naar het Noordoosten, en kort daarna naar het Noord-
westen. Deze Storni dan , vergezeld van hagel, deed het zoute water,
in dien bangen nacht of tegen den morgenstond, over alle dijken ,
naar men zegt, wel tot eene maus lengte , loopen en overstroomde in
körten tijd bijna geheel G r o n in g f r l a n d . Het allereerste trof dit ongeval
het kwartier Runs i ngo; vervolgens dat van Fivelgo (zie dat artikel).
Voorts werden de beide Öldambten, hetGooregt en eindelijk het
West e r k w a r t i e r overstroomd, Rondom de stad Groningen stond
alles blank, en het water drong er zelfs op onderscheidene plaatsen in.
Yan de wallen zag men niets, dan eilende. Hier kermden eenigen, op
zolders, daken, hooibalken en in boomen gevlugt, om hulp. Daar zag men
schorteldoeken en lakens uitsteken , ten teeken van uitersten nood. Alom
dreven lijken op het water. Velen werden op hunnc bedden en in hubne
verblijven , eer zij vlugten konden , door de indringende golven over-
rompeld. Bij menigten, moesten er op de zolders, twee en drie eimalen
en langer, zonder eten of drinken , in koude en ongemak doorbrengen.
Zeer velen dreven op hooiblokken , stukken van zolders of daken , plan-
ken, enz. rond, waarvan vele verdronken ; eenigen , die hier en daar nog
aandreven, werden wonderlijk, na veel hongersnood te hebben door-
gestaan, geborgen, want de Regering der stad Groningen deed de
burgerij, twee vaandels te gelijk, en zoo vervolgens bij beurten , met
allerhande vaartuigen nitvaren, die dan ook ijverig in de weer waren,
om menschen, vee en andere goederen te bergen. De kracht der zeegolven
vermeide vele dijken. Yan Delfzi jl tot aan de Oude-Schans was weinig
van den dijk te vinden, en te Ot e rdum spoelde de dijk zoodanig
weg, dat oude grondvesten van huizen , die aldaar gestaan hadden,
bloot raakten , ook vernam men dat onderscheidene stukken veengrond ,
■zoo groot als huizen, tot aan de N ie u w e-S cha n s dreven, zoodat
deze vloed voor de geheele provincie schrikkelijk was, en de rampen
onbeschrijfelijk waren, want daarbij verdronken 1358 menschen, 1387
paarden en 7861 stuks rundvee, behalve al het andere, als schapen
en varkens, waarvan men het getal niet vindt aangeteekend , mogelijk
omdat het te groot was, of dat het niet was opgenomen, 631 huizen
spoelden geheel weg, en 616 werden door de kracht des waters
beschadigd. De derde hooge watervloed , G r o n in g e r la n d overkomen, is de
jammerlijkeKersvloed van 1717, gezegd de zesde. Hoe groote schade deze
vloed alom, en inzonderheid in de landen aan de Noordzee gelegen, heeft
Veroorzaakt, is, helaas, genoegzaam bekend. Eenige dagen vöör kerstijd
had het sterk uit het Zuidweslen gewaaid, en het zeewater daardoor uit
den Oceaan door het Kanaal in de Noordzee zeer sterk opgejaagd. Toen
nu de wind daarop, den 24 December, redelijk sterk uit het Noord-
westen woei, waardoor al het water uit de volle Noordzee op de kus-
ten en in de zeegaten möest loopen, veroorzaakte dit zware overstroo-
mingen. In de provincie G r o n in g e n zag het, op sommige plaatsen ,
zelfs erger uit, dan in den zwaren St. Martensvloed , ook is het water
bij dezen vloed , naar sommiger meening, in het algemcen , wel
drie of vier voet hooger geweest, dan in vorige jaren , en het getal
der verdronken menschen was mede zeer groot. De zwaarste rampen
gebeurden in Hunsingo, Fivelgo en in de Öldambten. ^ De stad
Groningen had het water rondom hare wallen en poorten , doch
binnen de stad stond het maar op eenige plaatsen, waarom ook eenige
menschen zieh op bovenkamers of zolders moesten bergen. .Aangezien
' het land alom als eene zee was, en vele menschen in nood waren ,
wendde de Regering der stad Groningen groote zorgen aan, om
die ongelukkigen te redden. Ook werden vele beesten met vaartuigen
opgehaald, en te Groningen op openbare plaatsen, zelfs o-p de
plaats der hoogeschool, en elders geborgen. Het^getal der in deze pro-
vincie verdronken menschen beliep 2276, dat der hoornbeesten ll,o b o ,
dat der paarden 5200, dat der varkens 1305, en dat der schapen
21,214. Ook zijn er 1560 huizen zoo weggespoeld, als ten deele beschadigd
(1). ,
Bij gelegenheid van zulke hevige stormen en vloeden uit de Woord-
zee, is in de laatste helft der dertiende ceuw en vervolgens de Dollart
ontstaan , waarvan wij eene breedvoerige beschrijving hebben ge-
geven op dat woord, en waartoe. wij dus thans den lezer verwijzen.
Doch sedert de nood de inwoners tot de noodzakelijkheid gebragt heeft ,
om hunne zeedijken te verbreeden en te verhoogen, zijn dergelijke
!P(ai5- onheilen mecr en meer afgenomen. Zelfs zijn , na dien tijd, de kus-
ten , op vele plaatsen, vooral aan de noordzijae en aan den Dollart,
merkelijk aangeslijkt en weder ingedijkt. Wij hebben op het art. D o l -
i a r t de indijkingen opgenoemd, welke er sedert hebben plaats gehad ,
en de polders van de vruchtbaarste klei, welke de aanslijking uit
den Dollart heeft doen ontstaan.' Om van de ouderen niet te gewagen,
zoo is in 1695 ingedijkt de Kroonpolder , groot ruitn 430 bunders;
in 1740 de Stadspolder , groot omstreeks 400 bunders; in 1769 de
Oostwold er polder , groot tegen de 1190 bunders, en in 1819 de
F in st e rw old e r p o 1 d er , groot ruim 1153 bunders; liebbende er in
1665 en 1701 achter Midwolde en Midwölderhammerik ook nog indijkingen
plaats gehad (2). ln het noorden der provincie zijn ook in vroe-
geren en lateren tijd onderscheidene polders ingedijkt en veel land
aan de Noordzee onlwoekerd, welke echter, vooral de jongslen ,
meer zavelachtig en zandig zijn, hetgeen men toeschrijft aan de zand-
duinen op het nabij gelegen eiland Roltumeroog. In deze eeuw nad-
den aldaar nog drie inpolderingen plaats, als: in 1811 de Noord-
p older ; in 1827 de Ui t h u i z e r p o l d e r , en in 1840 de Oost-
polder . Aan de oevers van de Huuse of het Reitdiep , zijn in de
(1) Zie M a r t i n o s S c h o o c k io s , de I n m d a tio n iiu s , Gron. 1 3 8 2 . G. O ü t h o f , Verhaal van
alle toatervloedon. Emden 1718.
(2 ) Zie Mr. H, O. F e it h , het Groninger Beklemregt, B . U , 319*