breed dertig voetcn , en boven in zulker vocge , dat de voorschrcven
rivier ten allen tijde bcvaarbanr was, en dat twce schepen elkander
konden voorbijkomen.
Vervolgens werd in bet jaar 1667 eene: baak gcmaakt op den zee-
kant aan de westzijde in het gat -van de E em , opdat de schepen dat
gat gemakkelijk zouden kunncn vinden ; welke baak in volgende tijden
veranderd is in eene ton.
Maar alzoo de E em van tijd tot tijd aanmerkelijk was toegeloopen ,
behalve dat zij voor meer dan gewone schepen niet breed noch diep genoeg
was, om van de Melm naar de stad te komen , zoo werd in 1688 beslo-
te n , haar weder te verdiepen en te verbreeden, voornamelijk van den
Melm af tot aan de stad toe; ten welken einde de huislieden van alle
de dorpen van Eemland bescbreven werden , om de E em te helpen gra-
ven en verdiepen, zoo als zij van ouds gewoon waren ennogin de jaren
1666 en 1580 gedaan hadden. Maar, aangezien die dorpen daarom-
trent cenige zwarigheid maakten , hetgeen op eene weigering uitliep,
zoo hebben die van Amersfoort, om hun regt te bewaren en te be~
houden, zieh dien aangaande, zoo bij rmssive als bij monde, vervoegd
aan de Heeren Staten der provincie Utrecht, die, den 1 Mei 1689,
daarop dit besluit naraen : » Gedelibereert op ’t aangeven van P e t e r
» v a n D am , van wegen die stad Amersfoort gedaan , mitsgaders op de
» Missive van de Regeerders van dezelve stad, in dato 19 April 1889,
» nopende ’t verdiepen van de E e m , is geresolveert, dat men aan den
*> Maarschalk en de gemeyne Dorpen van Eemland schrijven zal, dat zij
» met die van Amersfoort de E em helpen verdiepen naar oude gewoonte,
» op dat die schepen hekwamelijk aan de Melm en in de stad komen
» mögen.’' Waarop de E em in datzelfde jaar nog verdiept, en weder
eenigzins verbreed is. Maar in het jaar 1615 verkreeg deze rivier
bare tegenwoordige wijdte en breedte.
, Vervolgens is , door de Staten van U tr e c h t, in h e t ja a r 1616, opge-
r ig t een Collegie van W a te rg ra a f en zeven Heemraden m et eenen
E am e ra a r, die het opzigt hebben oVer de rivier de E em o f O u d e - E e m ,
beken en aankleven van d ie n , en gehouden z ijn , die in goeden Staat
te o n d e rh o u d en ; te weten : de E em op zoodanige breedte als ten
voorschreven ja re bevonden w e rd , en de diepte op zes en een h a l-
ven voet onder de k lo ts e n , toen reeds geslagen of namaals nög te
sla an .
Hierna is het gebeurd, dat in de jaren 1662 en 1665 voor den
mond van de E e m , te weten: van den oosterhoek dier rivier af,
tot meer dan J u., of wel vijfhonderd roeden in zee, zieh zoodanige
droogte zette, dat bij laag water geene veer-of andere schepen daarover
konden komen , zoodat zij daar somtijds tien of twaalf, ja , meer dan veer
tien dagen moesten blijven liggen, zooals eenrnaal meer dan dertig sehe- ,
pen ter dier plaatse bij elkanderen vastgelegen hebben , waarom de meeste
gilden van Amersfoort, benevens die van het schippersgild, aan de
Regering verzechten , dat daarin, door het maken van eene nieuwe
opening in den zeedijk, of andere bekwame middeien , mögt voor-
zien worden enz., betwelk van die uitwerking was, dat, sedert, on-
derscheiden lieden uit Noord-Holland en Eriesland daarover gehoord,
en door haar de gelegenheid van rivier en verzanding beschouwd zijnde ,
eindelijk in 1670 besloten werd aan het einde de rivier, zeewaarts in ,
eene uitpaling, ter lengte van 80 of 90 roeden , te maken, alsmede een
schephoofd, ter lengte van zeven en twintig roeden , aan te leggen ;
welk schephoofd ’s jaars daaraan nog verlengd is , met palen en tafels
daar achter ,. tot tegen over het reeds te voren gemaakte paalwerk ,
houdenda aldaar de tusschenwijdte van twintig roeden. Het uitvoeren
en maken dezer nieuwe werken kostte de stad Amersfoort in voor-
zeide jaren zeventien duizend negen honderd vijftien guldens, acht stui-
vers en vier penningen.
Sedert het maken van gezegd paalwerk, is bovengenoemde droogte
en verzanding eenigzins verminderd , en in volgende tijden het paal-
en kribwerk aanmerkelijk verbeterd , mitsgaders het inkomen der schepen
in de rivier de E em veel gemakkelijker gemaakt.
Ook is, ten dienste van de scheepvaart, in het jaar 1691 , de ton,
in plaats van aan de westzijde , aan de oostzijde van de rivier , op
het uiterste van het schephoofd , gelegd , zooals in den jare 1696
aan de westzijde omtrent de ton , ten dienste als voren , ook een lan-
taren gesteld is , om bij wintertijd en donkece nachten te branden.
Om de scheepvaart nog meer te bevorderen en gemakkelijk te maken
; is men in het jaar 1615 begonnen een jaag- of trekpad , van de
stad Amersfoort af tot in zee digt bij de ton toe , aan te leggen , het-
welk van tijd tot tijd, met groote kosten en aankoopen van het noo-
dige land, voltrokken is.
EEM, voorm. riv. in den Zuidhollandsche-waard, prov. Zuid-Holland.
Zie E em d e .
EEM (HUIS-TER-), voorm. käst, in Eemland, prov. UtrechtT arr.,
kant. en u. N. ten W. van Amersfoort, gem. en J u. N. :N. 0.
van Baarn.
De tijd der stichting is onbekend , doch in het jaar 1252 werd het
door J an v a n W o d d en b e r g verkocht aan G i j s b r e c h t v a n A b c o e d e e n
W lJK TE DoURSTEDE.
Dit slot was, inzonderheid dewijl er de rivier door kon gesloten
worden, van zoo veel belang, dat J an v a n A r k e l , de zeven en veertigste
Bisschop van Utrecht, in het jaar 1554, Z w e d e r v a n U it t e r l o ö ,
den oorlog aankondigde , omdat deze het, met de haven en brug, in
zijn geweld behield.
Het werd , ingevolge de verzoening , in het zelfde jaar getroffen,
meestentijds door een burger van Utrecht, onder den naam van Kastelein
, bewaard, dewijl die van Utrecht zieh daar veel aan licten gelegen
liggen : waarom de Bisschoppen moesten beloven en zweeren,
dat zij het niet verpanden , verleiden , verleenen , noch in eeniger maniere
het Sticht ontzetten of ontvreemden zouden. Ja,; de Bisschop, die
het regt had, er een Kastelein op te zetten , moest die van Utrecht
en het Sticht beloven, dat hij er niemand tot Slotvoogd aanstellen
zoude, dan een burger van Utrecht, die jaar en dag burger van
Utrecht geweest was, en in die zelfde. stad of in het Land van
Utrecht welgegoed was, alles op des Bisschops kosten. En zulk een
Kastelein was verpligt, zijn verblijf op het slot te houden.
In de geschillen tusschen die van Utrecht en Amersfoort van het
jaar 1558, namen de eerstgemelden het huis in; waarna J an v a n V e r -
n e n b o r g , de acht en veertigste Bisschop van Utrecht, in het jaar 1564,
dezelfde belofte deed. In het jaar 1595 werd het aanmerkelijk versterbt
door E e o r is v a n W e v e l in k h o v e n , den vijftigsten Bisschop van
Utrecht. De Utrechtschen veroverden het weder, in het jaar 1458,
en versterkten het met bezetting tegen die van Amersfoort. Maar,
*ai het jaar 1481, werd h e t, door hen, afgebroken en verbrand. Het
moet sedert wederom opgebouwd zijn, naardien het: , in het jaar 1527,
'ngenomen werd door de Gelderschen , onder M a a r t e n v a n R ossom , die