zien f en nimmer in haar gebeel zijn omgeVaren , waaroin men dan oofc
niet de gedaantc of grootte kan opgeven. Het werd het eerst door de Por-
tugezen Anton Ambreu en FrangiscoSerram , in 1311 gezien, en door de
Nederlanders Le Maire en Scróbten in 1616 bezocht, die"er onderschei-
dene baaijen, bogten en eilanden ontdekten, waaraan zij itamen gaven.
Aan den westelijkcn oeVer liggen onderscheidene kleineeilanden , die on-
middellijk gemeenschap met de Moluksche eilanden hebben,. en ge-
noegzaain op de .grensscheiding tusschen Azie en Australie gelegen zijn.
De inwoners van Niebw-Guinea, bestaan uit Papoea's , eeu vreemd
soortig negerras, dat tengere , schrale leden, kroes haar, ver voor-
uitstekende kaken, bijiw geene kin en een zwart blinkend vel heeft.
Dit ras heeft een terugstootend dierlijk voorkomen , wiens ligchaams-
bouw. met onze denkbeeiden van schoonheid strijdt. Zij worden ver-
deeld in twee klassen , namenlijk berg- en strandbewoners, die meest
altijd in strijd met elkander zijn. De strandvolkeren maken het kleinste
gedeelte ui t , doch behouden niettemin altijd de overhand, omdat zij
bekwamer en behendiger met de wapenen weten om te gaan. De ge-
vangene Papoea’s uit de gebergten , worden door de strandbewoners,
als slaven verkocht, en zijn als zoodanig zeer gewild, zoodat men
daarvoor een hoogeren prijs besteedt, dan zelf voor slaven van Bali,
Lomboek of Sumbawa. De vrouwen van Koby , Ay en Karras, worden
inzonderheid voor de schoonste gehouden , en de Cerammers nemen
van deze plaatsen gaarne hunne bijwijven. De prijs, welke deze volken
voor eenen slaaf eisschen, is doorgaans twee stukken wit lijnwaad, ter
waarde van 8 of 10 Spaansche matten (20 of 23 gu'ld-.). Deze slaven
worden alsdan veelal te Bali of elders, legen 60 of 70 ropÿën (ongeveer
70 of 80 guld.) verkocht. Indien een inboorlingbij eenen vreemden han-
delsvaarder, eenige goederen ziet, die zijne begeerte opwekken, biedt bij
den koopvaarder, bij gebrek van andere voldoening, onverwijld een of
twee zijner hinderen in ruiling aan, of verkoopt die voor slaven, j a ,
wanneer zijne hinderen op dat oogenblik niel tegenwoordig zijn-, vraagt
hij bij zijnen buurman een paar kinderen ter leen, met belofte dat hij de
zijnen in plaats zal terug geven, welk verzoek zelden of ooit gewei-
gerd wordt. Dikwerf komen de bergbewoners zelve hunne kinderen
als slaven verkoopen, gelijk op andere plaatsen, zoodra het onderhoud
dezer laatsten hun bezwaarlijk vail, zonder zieh te bekreunen of zij
hun kroost immer zullen wederzien. Op de bergen wonen alleeu Al-
foereu van eenen woesten aard, die echter het land bebouwcn. Zij
zijn zeer handig met pijl en boog, en dooden daarmede en met
speren de geduchtste wilde zwijDen in de bosschen. Hoornvce scbijnt
men er niet te hebben. De civelkat levert er de beste civet op ;
overigens beweren sommige schrijvers, dat er gebrek aan viervoetige
dieren is. Men heefl er daarentegen eenen overvloed van paradijsvo-
gels, kwartels, twee soorten van ijsvogels, vijf soorten van papegaaijen,
drie soorten vau vetganzen, schoone gekuifde en andere duiven en
vogelnestjes. Deze behooren tot de handelsartikelen, bcnevens tripang,
amber, paréis, schildpad, de geurige bast van eene soort van laurieren
en cindelijk ook slaven , die men op G u in ea van de naburige eilanden
rooft. Tot het plantgewas behoort aldaar zeer hoog opgeschoten tim-
merhout, palm-kokos, brood- en sago-palm-boomen, bananen, pi-
sang , bamboes, ananassen , platanen , sago , betel-gember , slechte
muskaatnoten, kruidnagels enz.
In 1828 werd de Westkust van Nieuw-Guinba door ons in bezit
genomen, aangczien zulks voor onze handelsbelangen gewigtig geacht
•werd. Later scbijnt deze bezitting echter verlaten te zijn, hoewel er
nog handelsbetrekkingen met dit land bestaan.
GUINEA (0PPER-), bij ons meestal de K u s t - van - G u in e a genoemd,
landstreek aan de Westkust van Afrika, welke zieh van Kaap Vergas UA
Kaap Lopez Gonzalvo, of van 9° 30' N. B. tot I o Z. B. en van 4° 20 tot
26° O. L. uitstrekt. Zij wordt ten W. en Z. door den' Atlantischen
oceaan bespoeld, welke hier reeds de groote Golf of Bogt van Guinea
en verscheidenc andere bogten , baaijen en golven vormt; terwijl de
grenzen ten N., waar O p p e r - G i í in e a aan Senegarabie en het binnenland
van Nigrittie , en ten O., waar het aan nog onbekende landen, moge-
lijk der Galla’s, stoot, niet juist bepaald zijn, en dus ook de grootte
der oppervlakte in vierkante mijlen niet naauwkeurig kan opgegeven
worden. De grootste uitgestrektheid, van het W. naar het O., is
ongeveer 340 en de breedte 80 mijlen.
De grond is längs de kust meestal vlak en laag;^ slechts: in het bin-
nenland vindt men eenige bergen, welker takken bier in voorgiibergten
uitloopen. Het aardrijk is meestal wel van water voorzien, en oyer
het algemeen zeer vruchtbaarj slechts hier en daar vindt men zandige
of moerassige streken, die minder opleveren. De rivieren, welke men
p r, bij eene menigle van beken, vindt, zijn van het W. naar het
O.: de Sierra-Leona of Mitombo , de Sherbro of Madre-Bomba, de
Mesurado, de Sueiro, de Rio-Volta, de Camaronenrivier en de Pajao-
San : terwijl met veel waarschijnlijkheid de Formosa, de Benin, de
Nieuw-Calabar en de Oud-Calabar voor monden van den Niger, die zieh
hier uitstort, gehouden worden. Meren van belang zijn er niet bekend.
Deze kust is in zes deelen vcrdeeld, als: de Sie r a -Le o n a k u s t ,
de Pepe rkus t , de Tandr of Ivoorkus t , de Go u d k u s t , de
Slaven kust en de Kust van Benin en Bi a f a r a , waarvan de
Pe p e rk u s t , de Tand- of Ivoorkus t , de Goudkust en de Slave
nkus t de eigenlijke K u s t - van- G u in e a uitmaken.
De inwoners zijn allen Negers, doch uit zeer verschillende stammen
bestaande, die in kleine rijken of gemeenebesten verdeeld zijn,
in gedaante, karakter, zeden en gevoelens zeer uit elkander loopen,
doch in eenige algemeene punten weder vrij wel overeenkomen ; terwijl
zij , behalve eenige Mahomedanen aan de Sierra-Leonakust, allen
bet geloof der Fetiche-aanbidders zijn toegedaan.
Deze kust werd in het jaar 1462 voor het eerst door Europeanen
bezocht, zijnde toen ontdekt geworden door den Portugeschen Kapitein
P e d r o d e C in t r a .
Op het einde der zestiende eenw en in den aanvang der zeventiende
eeuw , werd ,zoo wel Neder -Guinea als O p p e r - G u in e a , bepaaldelijk
ook de Goudkust , door Nederlandsche schepen , dikwijls bezocht, inzonderheid
om van daar stofgoud en olifantstanden te halen. Behalve
de Porlugezen, die reeds lang te voren gewoon waren op de K u s t
v a n G u in e a handel te>komen drijven , vonden ook andere volken van
Europa den weg daarljeen, waardoor de handelaren er steeds vermeeir-
derden en de voordeelen verminderden. Die omstandigheid bewoog
welligt de Nederlanders reeds vroegtijdig, in de zeventiende eeuw, te
dier kust, van een of ando- der Negervorsten , een stuk land te koo-
pen, om, ter bescherming van den Nederlandschen handel, eene
sterkte tp bouwen. Toen de ’West-Indische Maatschappij in Nederland
werd opgerigt, werden de bezittingen, welke de Nederlanders in G u in e a
hadden , aan haar overgelragen, en zij breidde hare magt, in de
ecrste helft der zeventiende eeuw, ook längs de Goudkust, vooral done