Op het stadhuis vindt men vyf zeer groote tinnen kannen, met bet
stadswapen voorzien, waaruit men oudtijds den eerewyn pleeg te
schenken. Een der zwaarden van den Admiraal Bosse is thans het
eigendom der dochtcrs van wijlen den Heer Mr. J an van R obond te
E nkhuizen . Yoorschreven zwaard is lang, zonder bet gevest, 1 eil.
2 palm 8 duim ; de iengte van het gewest 6 palm 8 dnim ; de hreedle
van het kruis 8 palm 9 duim. Blijkens eene authentieke verklaring
aangaande dit zwaard, den 19 Februarij 1700 afgelegd, is dit het
slagzwaard van den Spaanschen Admiraal geweest, en was in vroeger
tijd het eigendom van twee broeders, geboren en wonnachtig te E .\k -
hoxzen, E gbert J acobsz. en H e e r t je J acobsz. geheeten, die, bij het
veroveren van het schip van Bossu , genaamd de Inquisitie, de Admiraal
gegrepen en hem zijn zwaard en ijzeren harnas onlnomen heb-
ben , en daarpiede , na den slag, naar E nkhuizen zijn teruggekeerd , al-
waar het genoemde zwaard tot heden is bewaard gebleven. Het ijzeren
harnas van den Admiraal is door e6n der betrekkingen van de vroeger
genoemde broeders in stille verkocht geworden en alzoo verloren ge-
raakt. Een ander zwaard van voornoemden Admiraal is. tegenwoordig
berustende te Hoorn , ten huize van den Heer P abst R utgers , gehuwd
aan de dochter van den Heer G aleis , aan welke laatstgenoemden het
vroeger in eigendom toebehoorde. Ook is hier nog op de -voormalige
weeskamer een groote gouden medaille, door de Staten van Holland en
West-Friesland aan den Schout-bij-Nacht, D avid V lxjg, gcschonken,
en de kogel, in zilver gevat, waarmede hij het doodelijke schot ont-
ving. Op de plaats van het zeekantoor Staat nog een groot metalen
kanon, uit een overwonnen Duinkerker kaperschip, in den zeestrijd
van den 3 October 1622, op het schip van den Enkhuizer Kapitein
V olkaert K anonnijx overgesprongen.
De Herv., die hier ongeveer 4400 in getal zijn , maken eene gem.
u it, welke tot de klass. van Iloom, ring van Enkhuizen, behoort. De
eerste, die hier het leeraarambt heeft waargenomen, heette A ndries
D ir k z , , geboren te Castricum , gewezeu Pastoor van de St. Pancraskerk
te E nk huiz en. Als A ndreas T heodqri C astrocomius is hij hetmeest bekend.
Wegens de destijds plaats hebbende vervolging is hij in het jaar 1367
naar Emden geweken , doch in het jaar 1372 , naar E nkhuizen teruggekeerd
en .aldaar op nieuw voor een jaar aangenomen , vaarna hij
naar Leeuwarden vertrokken en tot in het jaar 1390;gebleven is. Door
zijne vrienden gebeden lierwaarts terug te keeren, voldeed hij aan
hef algemeen verlangen en verbond zieh, den 30 Maart 1390 , voor
zijn leven aan de gem. van E nkuuizen.. Als zijne ambtgenooten vinden
wij vermeld R ichard Glaesz ., voorheen Goudsmit te E nkhuizen,
beroepen in 1873, overleden in 1878; A nthony Glaesz. ,of A ntonius Nicolai
, voorheen R. K. Priester te Hoogebeinlum, in Friesland, beroepen
in 1874 , i - in November of December 1378 ; T heodoricus H aersius ,
beroepen in 1878, doch wiens tijd van overlijden onzqker is ; C orne-
l is G e ll ius of J e l is z . , beroepen in 1876, vertrokken naar Zevenhuizen
in 1881 en aldaar overleden in 1602 , en H enricus A ntonides van der
L in d e n , beroepen voor 1881 cn in 1888 als Hoogleeraar in de Godge-
leerdheid vertrokken naar Franeker, alwaar hij in het jaar 1614 over-
leden is. Er waren in deze gem., van het jaar 1366 tot 1878 twee
Predikanten ; van.1878 tot 1881 drie; van 1881 tot 1397 twee; in
1897 dric ; '1898 tot 1603 vier; van 1603 tot 1682 vyf; van 1682
tot 1706 zes ; van dien tijd tot in het jaar 1813 vijf; van 1813 tot
1823 vier, als wanncer dit getal tot op drie verminderd werd, gelijk
het nu nog is. Onder hen, die hier later het Evangelie verkondigd
hebben, treffen wij aan J ohannes H ogerbai« , den Voorzitler van de
nationale synode , in het-jaar 1618 te Dordrecht gehouden ; F ranciscus
B u r b a n n u s , in 1708 Hoogleeraar te Utrecht; J ohannes van den H o n e r t ,
in 1727 Hoogleeraar te Leyden ; B rrnahdinus de Mo o r , in 1745 Hoogleeraar
te Franeker, en anderen. De. beroeping van Predikanten ge-
schicdt door den grooten kerkenraad, die, na een gros gemaakt te
hebben , daaruit een twaalf-, zes- en drietal formeert, uit welk laatste
de beroeping geschiedt, die aan het classikaal bestuur van Hoorn ter
aprobatie wondt ingezonden. De Herv. hebben hier twee kerken na-
mclijk de W e s te rk e rk e n de Z u id e rk e rk .
De W e s te rk e rk , weleer aan de H. G ubu arus toegewijd, Staat in
dat gedeelte der stad, hetwelk van ouds Gommerskerspel genaamd
werd. Thans heet men de straat, alwaar de kerk baren voornamen
ingang heeft, de Ou.de- Westerstraat. De Pastorie dezer kerk werd vöör
de Reformatie, door de Graven begeven. De bevestiging stond aan
het Domkapittel van Utrecht, om' reden de Proost van Wesl-Fries-
land door het gemelde kapittel gezonden werd. Deze pastorie had
geene zekere inkomsten, behalve drie morgen lands , dewelke jaarlijks
tien Rijnsche guldens (14 guld.) opbragten. De verdere inkomsten
inoesten van de vervallen komen, waaruit de Onder-Pastoor aan den
Pastoor, bij diens. afwezigheid., jaarlijks moest betalen veertien Rijnsehe
guldens (19 guld. 60 cents). Er was geen pastoorshuis , en de Pastoor
was tot geene andere lasten: gehouden dan tot het lezen van eene
dagelijksche mis. Er was eene priestersprebende, waaraan , volgens
eenen brief van den Deken van West-Eriesland, in bet jaar 1383 ,
eenige perceelen lands waren besproken. Het begeven van het koster-
schap, van.de scholasterij, van het klerkambt, en van St. Andries
Yikarij is in het jaar 1436 voor altijd door F il ip s de Goede, Hertog
van Bourgondie , aan de stad opgedragen. Deze kerk is een indruk-
wekkend en groot gebouw, zij. heeft drie regte doorgaande kappen,
allen even hoog. Men weet niet , wanneer zij eerst aangelegd is.
Sommigen schrijven in het jaar 1381 of 1370, anderen eerst in het
jaar 1427. Eenigen verhalen dat de kerk in het jaar 1462, vol-
houwd werd ; anderen zeggen omtrent het jaar 1486 of 1800 of 1819.
In het jaar 1322 werden er ten koste der gilden, nog eenige glazen
in den Noorderkap gezet , die door den beruchten D avid J o r is z . ,
glasschilder van Delft, geschilderd. waren. Die van Gommerskerspel
hadden voor, den middelkap der kerk met. eenen hoogen toren te
versieren, waartoe de grondslagen. reeds gelegd waren, doch dit werk
is blijven steken, en de kerk sedert met een klein torentje voorzien ,
zijnde het klokkenhuis, dat , in het jaar 1319 , van hout is opgetrok-
ken, van de kerk afgescheiden aan de oostzijde geplaatst. Nadat, in
den jare 1604, een nieuw klokwerk in den Zuidertoren gemaakt was,
heeft men het aldaar voorheen gebruikte in het klokhuis aan de
Westerkerk overgebragt. Dit klokhuis is, in den jare 1609, met een
Vierkant verhoogd geworden, ten einde het geluid der. klokken des te
beter gehoord zoude kunnen worden, in het, sedert den jare 1590,
nieuw gebouwdc gedeelte der stad. Voor het koor der kerk Staat
een sierlijk houten afschutsel, weleer versierd met koperen pilaren,
die, in den jare 1873, weggenomen en tot het gieten van geschut
gebruikt zijn. Men had eertijds in deze kerk twee orgels, een groot
en een klein, zijnde het groote gemaakt in da jaren 1848 en 1849,
en het kleine in het jaar 1887, doch het laatste is al voor vele jaren