derdoin , belegerde bet slot t e n G o o i j e , en dwong , in bet jaar Io80,
beide de .breeders, hem 'poor Bissohop , en U r b a a n VI voor Paus te
erkennen. In het jaar 1404 was H e n r i k , Heer van Vianen,,ook Heer
van h e t G o o i j e . Eindelijk vindt men , dat Heer J a k o b v a n G a a s b b e k r
in het iaar 1410, door W i l l e m v a n B e i j e r e n , Graaf van Holland,
verleid werd met bet H u i s - t b n - G o o i j e , en het geregt van het Gooije
en Honten, welke daarna, met zijne andere goederen, weder aan het
Sticht gekomen zijn, zoo dat ook A n t o n i , hastaard v a n B o u r g o n d i k ,
-in ziinen brief van overdragt over, en afstand van die nalatensohap
aan den Bisscbop en bet Sticht, uitdmkkelijk m e l d i n g maakt van het
re st, dat hij zeide te bebben op Ame rongen, Wo u d en b e rg ,
Dr.iebergen, Zeyst , Le e r sum, Koten, Lan g b ro ek , Zoes t ,
Gooiie en Honten. .
Ter plaatse, waar het kast. Ten-Goqije gestaan heeft, ziet men thans
cencn boamgaard-, nog door .de oude singels omgeven , welke , even als de
overipe daartoe behoord hebbende gronden , thans in eigendom hezeten
wordt door Mevrouw de wed. van den Heer Mr. G, W t t ew a a l , t e Leyden.
GQOIJEM, geb., prov. Friesland, few. Westergoo, griet. /fen sera -
deel. Zie G o o i ju m .
GOOIJEMERGAT , water, prov. Friesland, kw. W estergoo, griet.
Wonseradeel. Zie Gooijebergat. , , .
GOOIJERBOSCH, G o o ie r b o sc h of G o o isc r eb o sch , voorm. bosch m
Gooiland, prov. Noord-Halland, Z. van Hilversum. a _ ,
Hit bosch besloeg , volgens sommigen , 200 morgen (ruim 162 bund.),
hoewel anderen het wel op 314 morgen (ruim 233 bund), bepalen.
Wanneer het verdwenen is , is met geene zekerheid na te sporen ,
doch men wil, dat het in het begin der zestiende eeuw nog voor een
gedeedte aanwezig was. De grond , waar het Goqijerhosch gestaan heelt,
is thans eene dorre hooge beide. _
GOOIJUM, geh., prov. Friesland, kw. Westergoo, griet. Wonsera-
deel, arr. en 5£ u. W. N. W. van Sneeh, kant. en 2 u. W. N. W. van
Bolsward, I u. Z. van Surich, ¿u.M. van Worn, waartoe bet 'beboort.
GOOIJUMERGAT, Gooijemergat, Govumergat of Goybmergat , water,
prov. Friesland, few. Westergoo, griet. Wonseradxel, dat bij Gooijum
een begin neemt en met eene noordelijke strekking naar Zurich loopt,
waar het well door eene sluis in de Zuiderzee entlast. 3
GOOILAND, voorm. balj., prov. Noord-Holland. Zie Gooi (Het).
GOOISCHEBOSCH, voorm. bosch in Gooiland, prov. Noord-Holland.
Zie G o o i je r b o s c h . MM
GOOISCHE-GAT, geh. in Gooiland, p r o Noord-Hoilmd. L\e
V aart (D e). „ ,
G004SCHE-HEIDEN, heideveld in Gooiland, prov. N o o rd -H o lla n a .
Zie Gooi (Het). . , .
GOOL, naam, welken de landheden bij verkorting geven aan net
d. Go ir l e , in de Meijerij van ’s Hertogenbosch, kw. Oisterwijk, prov.
Noord-Braband. Zie Goirle.
GQOLKENSLAND of G o o l t je s l a n o , pold. op het eil. Schoutven, prov.
Zeeland. Zie G o h k en s - N ie o w l a n d .
GOOR o f Ghoor , v o o rm . g r a a f s . i n Twenthe, p ro v . Overijssel.
Dit graafis., hetwelk, even gelijk de andere deelen dezer p r o v in c i e ,
weldra leenroerig werd aan de Bisschoppen van Utrecht, bestond seder
het iaar 9 7 0 . In het jaar .1 1 3 7 was W i l l e m , Graaf van Goor, e n in
het iaar 1 1 -7 2 Rudolf, Graaf van Gqor, Advocaat van St. M a r t e n s k e r
te Utrecht, doch in het jaar 1 2 4 8 werd Adolf, Graaf van Goor,
om zljnc baldadigheid en hardnekkigheid, door den Roomsch Honing
W illem , uit het bezit van die waardigheid en- van z(jne goederen ge-
zet, en werden deze goederen, ten behoeve van B ernulf,, aen twintig-
sten Bisschop van Utrecht, verbeurd verklaard, waardoor zij sedert
tot hot Oversticht, thans de prov. Overijssel, behoord hebben, zoo
als zij dan ook tegenwoordig een deel daarvan uitmaken. Men weet
echter. de grenzen en grootte van dit graafs. niet juist op te geven.
De bozitler daarvan was in vioegere lijden, volgens een oud voorregt,
Vaandrig van den Bisscbop van Utrecht.
GOOR, kant., prov. Overijssel, arr. Deventer; palende N. aan de
kant. Almelo en Delden, 0. aan Enschede, Z. aan de Geldersche
kant. Groenlo en Logchem, W. aan het kant. Deventer.
Het bevat de vier volgende gem. Goor, Markel o, Diepenheim .
en Rijss-en, en beslaat 13,283 bund., telt 1040 h., hewoond door f/3 ^2
1683 huisgez., uitmakende eene bevolking van 42,500 inw- fjooo ¿riv
GOOR , gem. in Twenthe, prov. Overijssel, arr. Deventer, kant.
Goor (2 k. d., 11 m. k., 3 s. d .); palende N. aan de gem. Ambt-
Delden, en overigens door do gem. Markelo ingesloten. Het riviertje
de Regge doorsnijdt deze gemeeDtte.
Zij bevat het plattelandst. Goon, benevens eenige verstrooid liggende h.;
beslaat eene oppervlakte van 294 bund.; telt 208 h., bewoond door 328
huisgez., uitmakende eene bevolkiog van rnim 1600 inw., die hoofd-
zakelijk hun bestaan vinden in het fabrijkwezen, alsmede in een weinig
landbonw, hebbende men er 2 calicotsfabrijken , 6 linnen- en pellen-
weverijen en 1 door stoom gedreven kunstbleek. Vroeger heeft men er
ook veel linnen en tafelgoed vervaardigd.
In de gem.,Goon begon de Heer T homas A insworth , in het jaar 1833,
zijne proeven om deweverij van calicots in tevoereu. Onder zijn toezigt
werden , voor de Nederlandsche Handelmaatschappij , eenige handweef-
getouwen door zijne ondervinding zoo vereenvoudigd , dat spoedig een
leerling uit G o o r , in de verbeterde wijze van weven, daarop geoefend werd.
Dit begin was de grondslag van die weefschool, welke , onder directie van
den Heer A in sw o r th , verstrekte tot onderrigling van wevers; tot vor-
ming van werklieden voor andere fabrikanten j tot vestiging van zoo
vele katoenweverijen, die later duizende wevers in die provincie werk
verschaffen, tot zoo veel vertier aanleiding gaven, en aldra , niet al-
leen genoeg van het zoo belangrijke artikel van calicots voor Oost-Indie
konden levcren , maar ook allerwege eenen aanvang hebben gemaakt,
om do fabrikaadje, door inlandsch debiet, uit te breiden. De taak van
invoering van de fabrikaadje van calicots , dus als vervuld könnende
beschouwd worden , was de weefschool, zoo als die oorspronkelijk ge-
vestigd was, en de uitbreiding, welke die verkregen had, niet meer
noodzakclijk, terwijl de leverancien van calicots aan de Nederlandsche
Handelmaatschappij reeds zoo veel bedroegen , als in 1829 en 1830 jaar-
lijks van Belgie werd uitgevoerd. De Handelmaatschappij haar doel met
de invoering van eene verbeterde wijze van weven bewerkt hebbende ,
en edelmoedig van alle voordeelen afziende , welke zij daardoor zelf
sonde hebben kunnen genieten , ten behoeve van het werkzaam alge-
meen, ontdeed zieh van dc weefstoelen te G oor , Enter, Hutten cn
Diepenheim aan den Heer G. C. A r s t z e n iu s , in wiens bezit zij thans
nog zijn (1 >. De calicotsfabrijken zijn echter, sedert het jaar 1841, in
(1) Men zie nader b ie r over h e t n tu k je g c tite ld : Weefschool te G o o r , d o o r J . H . E a l b b r t s h a ,
!il Overijeeelscht' Almanak voor Oudhcid en lotteren, 1837 , b l. 3 1 -121.