1 September ontvangen, dat de Pruissen zieh te Dalem vertoonden , had
hij de strengste order gegeven , om, zonder zijn schriftelijk bevel, niet te
scbieten. Dan, welke voorzorgen hij ook deswegen genomen ha^,
onkunde van krijgsgebruik verijdelde die, en berokkende hem en
G o r in c b e b het deerniswaardigste lot; want toen de Pruissische Bevel-
hebber, de Overste v o n R o b b e r g , den Kapitein von W in s ig e r o d e met
eenen Trompetter," ter overbrenging van eenen opeischingsbrief, afge-
zonden had, werd er onbedacht op den Trompetter geschoten. Dit, als
een teeken van volstrekte ongezindheid tot overgaaf aangemerkt zijnde,
werd dadelijk gevolgd door een bevig bombardement. C a p e il e n , buiten
wiens weten bet schielen had plaats gehad, over het werpen van kommen
ten uiterste verbaasd, liet dadelijk het wit vaandel opsteken,
hetgeen het bombardement deed ophouden, en verwierf een mond-
gesprek met den Bevelhebber der belegeraars. Van dezen vernam hij
het eerst , wat aanleiding tot het bombardement had gegeven. En nu
was hij genoodzaakt, om zoo goed hij kon de zaak te redden. Hij
verbond dan zijn eigen persoon, als gijzelaar, voor de nakoming
der voorwaarde, dat geen gewapende de stad zou uittrekken , en dat
allen de wapens zouden nederleggen en zieh als krijgsgevangenen
overgeven ; waarna ieder naar de zijnen zou mögen terug keeren , en
de stad voor plundering beveiligd blijven. Doch ten zelfden tijde,
dat hij aan de eene zijde der stad deze voorwaarden sloot, was men
aan den anderen kantbezig met die te sehenden. Vol schrik openden de
burgerhulpbenden de poort, en namen, gewapend de stad uittrek-
Lende , de vlugt naar Dordrecht en elders. Dit ontkomen der bezet-
tin g , en dat wel gewapend, werd den Bevelhebber, die echter hieraan ge-
heel onschuldig was , door den Hertog van B r u n s w i jk zoo euvel geduid,
dat hij als gijzelaar gehouden werd voor al het leed, hetgeen door
die manschap aan de voorstanders van den Stadhouder mögt worden
aangedaan. Als zoodanig werd deze ongelukkige naar Wesel gevoerd,
en moest zoo veel leed verduren, dat hij , naauwelij'ks uit den kerker
ontslagen en in het vaderland terug gekeerd zijnde, den geest gaf.
G o r in c b e b , op deze wijze in handen der Pruissen gevallen, werd den
18 September 1787 door hen bezet; terwijl zij zieh geregtigd oor-
deelden, om de stad als eene overwonne plaats te behandelen.
Beschreijenswaardig waren de plunderingen en verwoestingen aldaar aan-
gerigt tegen hen , did als voerstanders van staatsherstel bekend waren.
Het gemeen-verlaagde zieh, om hen overal aan te wijzen. Even
het zelfde jammerlijk lot trof de opgezetenen ten platte lande. Dage-
lijks gingen de Huzaren op strooppartljen uit, want dezen was het meest
om roof te doen. Overal vonden zij gedienstige lieden, om de bedoelde
voorwerpen aan te wijzen. Na hen eerst uitgeplunderd en van alles
beroofd te hebben , werden zij gebenden naar G o r jn c h e b vervoerd, om
zoo verder naar Wesel te worden overgebragt.
Toen Gorincbeb , in het jaar 1794, door de Franschen was ingeslo-
te n , begonnen deze met de Hollanders, op den 18 Januarij | hand-
gemeen te worden. Na eene körte poos uit klein geweer geschoten te
hebben, liet men het geschut van de wallen op de Fransehen speien, die
nog geen geschut hadden aangevoerd. Het bragt liun geen schade toe,
maar twee houtzaagmolens, digt bäj de stad, geraakten door dit scbieten
in den brand, en dit zou , bij het waaijen van den wind uit eenen anderen
hoek, de verschrikkelijkste vernieling na zieh hebben kunnen slepen.
Het schieten hield den volgenden dag, van des morgens tot den middag
aan. Gloeijende kogels joegen den brand in eenige huizen te Dalein,
waar een menschlievend Franschman, eene vrouw uit een brandend
huis gered liebbende, eenige oogenblikken later, door een kanonskor
gel het Leven verloor. De Fransche Generaal O sten , zond onmiddel-
lijk eene opeisching aan den stads Bevelhebber, gepaard met de be-
dreiging, d a t, bij aldien hij mögt voortgaan de bezittingen van de
burgers te vernielen, hij,, met zijn geheele bezetting, buiten het
verdrag zou gesloten worden en over de kling *moeten springen.
Het aanvoeren van zwaar geschut, hetwelk dienen moest, om aan die
bedreiging klem bij te zetten , had zooveel invloed op den Bevelhebber,
dat hij de stad en vesting den Franschen overgaf;,. zonder iets tot ver-
vulling van pligt en behoud van eer beproefd te hebben.
Bij den watervloed van het jaar 1809; bevond G o r in c b e b zieh den ,
30 Januarij , in een bij uitstek groot gevaar. Door den verbazenden
toevoer van water, was de toestand dezer stad reeds te voren zeer
hedenkelijk geworden, waarom men ook niet verzuimde alle zooda-
nige maatregelen te nemen, a}s geschikt waren om het gevaar af
te keeren. Op de Länge- en Kortedijk en binnen de stad werden
terstond kistingen ter boogte van, 3 voet opgezet en gevuld , de schot-
balken voor de poorten ,, Melkheulen watergangen gereed-gelegd , als
ook de kettingmolen op de Melkheul gangvaardig gemaakt, ten einde
bij eene gevreesde doorbraak, ten minste de stad voor overstrooming
te bewaren. Alle deze voorzorgen bleken ook weldra geenszins over-
bodig tezijn; want met den 29 Januarij begon het vreesselijkst tijdstip
voor deze stad. Het ije in de rivier was los gebroken. en weggedreven;
doch kon , uit hoofde van de plaatshcbbende ijsstopping boven.Hardinxi-
veld, niet verder voortwerken,, tegen welke verstoppinghet. water, uit de
Maas, Waal en Linge zieh met vereenigd geweld opstuwde tot eene boogte ,
welke tot hiertoe voorbeeldeloos' was. Intusschen bleef het water nog
steeds wassende enstond, des.middags van den 30, omtrent eeneNed.
el of drie voeten hoog tegen de kisting in de stad, zoo dat het gevaar
inderdaad zeer groot werd. Aan. de noordzijde bersteden. de zopge-
naamde zogmuren van den Beer, aan de Arkelpoorb, van elkander, en
dreigden, bij hunnen v a l, eene geheele overstrooming te zullen ver-
oorzaken. Aan de zuidzijde scheurde ter zelfder tijd de oude Wol-
phersche dijk, tusschen het hujs.ten Halven en de herberg de Zwaan,
welke scheur op sommige plaatsen vrij breed was, op andere digt
längs de sterk afgeslagene buitenkruin heenging , en zieh door de
binnen dosering van den dijk, tot aan den, teen , tegen de Wiel van
het jaar 1663 , uitstrekte, terwijl het wa.ter in de stad op onderschei-
dene plaatsen op den Langen- en Kortendijk en aan.de Waterpoor.t onder
door de straten. en kistingen heenwielde, en alle menschelijke tegeustand
scheen te bespotten. Het gevaar was nu ten hoogsten top , en.het verderf
der stad scheen onherroepelijk beslist te zijn. Des namiddags ten half
vier ure, verspreidde zieh overal de mare , dat de Rorteudijk was
doörgebroken , en inderdaad was de kisting, welke het water, van de
Linge keerde op twee plaatsen bezweken , en stroomde het water van
eene hoogte van omtrent 12 voeten, met een vreesselijk gedruisch ,
de Hoogstraat, Kapelsteeg en Eendvogelsteeg af, en stadwaarts in.
Alles scheen dus op dit oogenblik verloren te zijn , clk wanhoopte aan
het verder behoud der stad , de kundigsten, zelfs gaven den moed verloren,
daar niets het vreesselijk geweld van het indringend water scheen
te kunnen stuiten. Dan in het dringend gevaar was de stad middellijk
haar behoud verschuldigd aan de vereenigde pogingen en werkzaain-
heden der ingezetenen en van den Generaal T a i ia t u e en de Karabiniers van