g no.
uitspanning voor de inwoners van Tiel op, welke wandeling zij Drumpt-
om-gaan noemen. Dit buit,, voor wellss huis men èene breede gracht
heeft, beslaat eene oppervlakte van 10 bund, 30 v. r. 20 v. eil., en
wordt tbans in eigendom bezeten door Mej. de weduwe J. H ijh a n s Sz.,
te Tiel.
GROENENDAAL, buit. in het Nederkwartier der prov. Utrecht ,
arr. en 1£ u. Z, van Utrecht, kant. en 1 i u. 0. N. 0. van IJssel-
Stein, gem. en 7 min. N. 0. van Jutphaas.
Dit buit., hetwelk met de daartoe behoorende gronden eene oppervlakte
beslaat van 46 bund. 42 v. r., wordt thans in eigendom bezeten
door Mevrouw de Douairière J akob Maerits Carel Baron v a n U tenhove
v a n H eemstede.
GROENENDAAL , voorro. sehans in de heerl. Bokhoven, prov.
JVoord-Braband, aan de Maas, 1$ u. 0 . van Heusden, even zoo ver
,W. van Crevecoeiir.
Deze schans is gesiecht, zoodat men er thans niets meer van ziet,
dan een perceel hooiland.
GROENENDAAL, voorm. buit. in het Nederkwartier vari de prov.
Utrecht, arr. en J u. N. W. van Utrecht, kant. en 1£ u. Z. 0. van
Maarssen, gem. en J u. Z. 0 . van Zuilen.
GROENENDAEL, voorm. naam van het buit. Gboenestein, in het
Gooregt, prov. Groningen (Zie Gboenestein) , welke naam in het laatst
der vorige eeuw door Mr. Justes Dato Qcintes op het Blaaewecis of
Blaaew-bebgje , werd overgebragt, door den steen met het opschrift,
Hees Gboenendaee , welke vroeger voor het tegenwoordige, zeer nabij
gelegen Gboenestein gevonden werd, in den gevel van het Beaaewieis
te laten metselen, waar hij nog boven de deur gevonden wordt.
De sage zegt, dat in 1672 uit Groningen op den Bisschop van
Munster, die met Offieieren op de tweede verdieping van het B l a a e -
heis of, zoo als men toen spelde, B laeeeis , Ravend bij kaarslicbt
aan tafel z a t, een kanon is gerigt en afgesehoten , die hem een be-
ker uit de hand, en tegen over hem eenen Officier het hoofd weg-
nam, zoodat daardoor het maal in verwarring kwain, en men in
overhaasting vlugtte , naar het toenmalig nn afgesleten huis Hemmen,
waar de Bisschop gedurende het beleg van Groningen, zijn verder
verblijf schijnt gehouden te hebben.
GROENENDAL, ook wel eens verkeerdelijk onder den naam van
G boendae voorkomende, voorm. landh., prov. Friesland, kw. Zeven-
■wouden, griet. Doniawarstal, \ u. Z. Z, W. van St. Nicolaasga,
waartoe het behoorde.
Ter plaatse, waar het gestaan heeft, ziet men thans twee boeren-
huizingen , welke, met de daartoe beboorende gronden , eene oppervlakte
beslaande van 28 bund. 28 v. r. 90 v. eil., in eigendom bezeten
worden door S ietze T jietzes L eemstra , die er een van bewoont, e n
door anderen.
GROENENDAL, kast. in de Meijerij van 9s Hertogenbosch 9 kw*
Oisterwijh, prov. JYoord-Braband. Zie G roenendaal.
GROENENDAL, verl. kostg r. in JVederlands-Guiana , kol. Suriname,
aan de Boven-Commewijne, ter linkerzijde in het afvaren ; palende
bovenwaarts aan den verl. kostgrond Rustveld, benedenwaarts aan
den verlaten kostgrond Edemburg ; 230 akk. groot.
GROENENDIJK, d. in Staats-Vlaanderen, in Hülster-Ambaeht,
prov. Zeeland, arr. en 3 u. Z. 0 . van Goes, kant., distr. en 2 u. N.
van Hulst, gem. Hontenisse.
G H O. SB?
Men telt er, in de kom van het dorp, 68 huizen en 160 inwo-
ners, en met de daartoe behoorende woningen, 107 huizen, en ou-
geveer 600 inwoners, die meest hun bestaan vinden in dan landbouw.
De Herv., die hier ruim 20 in getalzijn, behooren tot dp kerkelijke
gem. van Hontenisse.
De 11. K., waarvan men er 370 aautreft, worden tot de stat. van
Hontenisse gerekend, welke hier eene fraaye kerk en pastorij heeft,
zijnde de kerk aan den H. M a r t in o s toegeivyd en van een orgel , toren
en uurwerk voorzien.
Dit d. heeft geene school; de hinderen genieten onderwijs in het
naburige d. Kloosterzande.
GROENENDIJK, ook wel onder den naam van Z e ig d i j k voorkomende,
dijk, prov. JYoord-Braband, die de grensscheidiug .tusschen den pölder
’s Lands van Ravestein ten 0 ., en den polder ’s Lands van Megen ten
W. uitmaakt, en door welks ligging, wanneer. de Maas aan de stad
Grave :5 eil. 4 palm. 3 duim. boven het 0 peil Staat, en de sluizen
alsdan gesloten zijn, bij afkomend P.e.el- en kwelwaler, verscheidene
honderd bunders land, in den polder ’s Lands van Ravestein, over-
stroomd worden.
Merkwaardig is omtrent dezen dijk een besluit van J a n I I , Her-
tog van Br.aband,. Latrijk enz., geteekend ie Brussel, Op St. Maar-
tensavond van liet jaar 1326, houdende Verorderungen omtrent .den
waterloop in de Maas, van den G r o e n e n d j jk tot aan de sluis te Gewände
, waaruit men kan afleiden , dat die dijk toen eene waterkee-
ring , bijzondcr voor het kwartier Maasiand, ressort ’s Hertogenbosch ,
was , zoodat bij een gelijk besluit van W e n c e l a e s v a n B o h em e » , Hertog
van Braband enz., van het jaar 1363, den Scholtus van ’s ßossche
gelast werd, om dien dijk onverwijld, hooger en breeder, dan de Maas-
dijk was, le doen herslellen , welk voorschrift van ordonnantie aan-
leiding geeft te denken, dat de Maasdijk, welke in het jaar 1843 de
maat van 6 eil. 6 palm, heeft bereikt, toen sleohts 3 eil. 8 palm.
3 duim. hoven het 0 peil gelegen was. Deze onnatuurlijke ligging was
dan ook oorzaak dat de landzaten van Ravestein de G r o e n e n d i jk door-
staken, zoo als blijkt .uit eene overeenkomst tusscheu die van Megen
en die van het kwartier Maasland, den 1 Mei 1363 , gesloten, houdende
yerordeningen om de doorgestokene galen te digten. Toen vier
jaren later , en dus in 1369, de geduchle magt van de Hertogen
van Braband begon te verzwakken , kwamen die van Megen en Ravestein
overeen om eene over- en doorvaart in den dijk te maken, waarvan
de peilshoogte door arbiters, uit den Lande tusschen Maas-en Waal,
bepaald wer.d , zoo als blykt uit eene akte van bet jaar 1397. Die
van het kwartier Maasland , als eerste belang- en regthebbenden, stem-
den echter in deze overeenkomst niet toe , en zöchten bierover regt;
doch de onzekerheid, welke er van het jaar 1397 tot het jaar 1638
beerschte, wie de oppermagt in de Nederlanden zoude behouden,
schijnt oorzaak te zijn geweest, dat den dijk toen is opengebleven, aan-
gezien de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden, bij een besluit
van den 14 Augustus 1638, gelastten , dat de dijk zoude worden digt-
gemaakt. De landzaten van Ravestein , toen onder de bescherming
van den Keurvorst van Beijeren , Graaf van den Paltz , Heer van Ravestein
enz., staande , behoefden de besluiten van de Staten Generaal
niet te eerbiedigen, en staken dan ook , zoo dikwijls hun belang dit vor-
derde , den dijk door, zoo als uit onderseheidene besluiten van gezegde
Staten Generaal Van dien tijd blijkt, maar bijzonder uit dat van den