vorige eeuw medc belangrijke inpolderingen tot stand gebragt, waar-
van op den regter oever do Zu urdi j l isterpol der in 1729, en op
den linker oever, die van bet I luigczand, in 1794, de voor-
naamste zijn.
Door de nabijbeid der zee en de laagte van den grond is . de lucbt
in de prov. G r o n in g e n veeltijds vochtig cn veranderlijk. De spoedige
afwisseling van warme en koude dagen, van koude avonden op warme
zomerdagen en de vochtige lucbt is der gezondheid nadeelig. Men
neemt evenwel dezc spoedige afwisseling minder op de zandgronden
waar. De zomerhitte duurt er niet lang en is zelden drukkend, waar-
Hoor zij het ligchaamsgestel weinig verzwakt; doch op de klei ont-
wikkelt die hitte wel eens galkoortsen. Ook is er de winterkoude niet
te mjperid ; maar geeft de ligchaamsvezelen meer vastheid en veerkracht,
zoodat de inwoners der prov. G r o n in g e n sterke menschen zijn , die eene
goede gezondheid genieten, en , bij eene matige levenswijs., bij arbeid
en beweging, oud kunnen worden. De vreemdeling vooral dient er
zieh tegen de koude behoorlijk te dekken.
De grond dezer provincie is algemeen vlak en voor een gedeelte
laag; hij bestaat meerendeeis uit klei- of aangeslijkten grond, welke
heerlijke bouwlanden opleverl, inzonderheid in het Oi d amb t ,
in_ Hu n s i n g o , P iv el go en het Noordelijke gedeelte van het
We s t e r kwa r t ier. In bet noorderdeel ziet men de bouw- en
weilanden , zieh gestadjg afwisseien en hebben eenen hoogen, vetten
en vruchtbaren grond, waardoor deze streek een der volkrijksle en
meest bebouwde van het koningrijk is. Zuidoostwaarts vindt men
belangrijke veenkolonien , vroeger hooge veenen , door welker afgraving
bouw- en weilanden zijn ontstaan, en waaraan zeven burgerlijke ge-
xneenten hären oorsprong te danken hebben, wier welvarende dorpen
«m gehuchten thans nabij de 50,000 inw. teilen, en met negen Herv.,
drie R. K., drie Evang. Luth., twee Doopsgcz. en drie Israelitische
ierkgebouwen prijken. In het Z., Z. 0. en Z. W. van de stad, is
de grond meestal hei en zandig , en hier en daar met houtgewas voor-
zien j ook liggen de landen, ten Z. in den omtrek van de stad, be-
Lalve die op den zoogeuaamden Hondsrug of fiisschopsrug, doorgaans
zeer laag. ■
De voornaamste voorthrengselen uit het dierenrijk zijn: paarden,
die zelfs buitenlands wegens hunne sehoonheid beroemd zijn, en waarin
de handel van tijd tot tijd zeer levendig was. Men begint er zieh
meer op den aanfok van inlandsch ras toe te leggen, zoodat hier
nergens dekhcngsten van Borculo gevonden worden, werdende dit
Friesche of inlandsch ras zeer gezöcht (1); runderen, waarvan vooral
m het voorjaar talrijke ladingen naar Holland worden verzonden (2),
schapen, wier wol eenen aanmerkelijken handel naar andere provin-
en landen oplevert, hoewel zij niet geschikt is , om ze tot laken
of hoeden te verwerken en alleen in de vijfschaftweverijen en tot
Kousen gebezigd wordt; gemeste en geslagte varkens, onder welke meer
en meer de kleine zwarte varkens in gebruik ltomen , voert men uit
bet Gooregt en de Ommelanden, vooral uit het Westerkwartier, bij
duizenden meest in December, naar de spekmarkt te Groningen. Ha-
zen en patrijzen zijn er meer dan in eenige andere provincie, maar
(1) In het jaar 1835 zijn in de provincie Groningen meer dan 4000 veulens geworfen.
(2) Men herekent den nilvocr jaariijks op wel .5 a 6000 sinks.
»einen door het groot aantal jagers, in talrijkhetd meer af dan toe.
Ook vindt men er, hoewel zoldzamer dan elders, vossen cn otters.
Bunsings en wezels treft men er zeer menigvuldig aan ; doch zelden
gervings, eene soort van dassen, en boschmarters. Op het eil. R o t t nm
Zijn wilde konijnen, welke men echter, om de schade aan de helmplanten
veroorzaakt, meest uitgeroeid heeft. Yan wild ge vögelte lieeft men
korhoenders , doch deze zeer sehaars ; patrijzen ; watersmppen; hout-
snippen: ganzen: eendvogels ; pijlstaarten; smeenten en tallingen ot
teelingies 1 welke laatste in het najaar veel in de eendekooijen worden
gevangen, enz.: van tarn gevogelte : hoenders; eenden ; ganzen , die
men hier, op enkele plaatsen, in menigte vet mest; dmven en eemge
zwanen. De bijenteelt schijnt er meer a f , dan toe te nemen; doch de
Drenthen komen in den bloeitijd van het koolzaad en van de klaver
met duizende korven naar de provincie G r o n i n g e n . De zeevisschers, die
meest op de Zo l tkamp w o n e n , brengen kabeljaauw; schelvisch; tar-
bot; schol; rog, en in het najaar oesters enz. aan. Garnalen en bot
worden voornamelijk bij E ins terwolde , Bier um, Spi jk, IJit-
huizen Hornbuizen en aan de beneden oevers van het Reitdiep
gevangen. Ook treft men de laatsten in het Zu i d l a a r d e r m e e r
aan , maar deze valt klein. Uit de binnenwateren haalt men veel n-
viervisch, als : baars; snoek; karper; brasem ; zeelt; voorn en paling;
deze laatste, in enkele gevallen , m zoo grooten overvloed, dat
men ze zelfs naar Engeland uitvoert.
Uit het plantenrijk vindt men er : koolzaad (winter- en zomer-);
houweelzaad; lijnzaad; gerst (winter-, maart- en zomer-); tarwe; rogge;
haver; boekweit; paardenboonen; groene en graauwe erwten; aard-
appelen , in groote hoeveelheid , de beste echter op de gemengde ol
zandachtige grondenvan het noordelijk gedeelte van Hu using o als
t e Ui thuize r -Me de n, Ui thuizen , de n A n d e l , Klooster-
b u r en , en in de omstreken ; vlas; hooi; hout, doch weinig, en dan
voornamelijk eiken-, ijpen-, beuken-, wilgen- en elzenhout; groenten ;
peulvruchten; aardbezien ; aalbezien; perzikken ; abnkozen ; pruimen ;
aPH trry kP dTdelfstoffeh levert: tu rf; welzand ; leem en klei, bene-
vens kei- of straatsteenen , vooral op of bij den Hondsr u g, en ook
in Westerwolde (1). De boofdbronnen van bestaan voor^ de inwoners
dezer provincie zijn , behalve bet turfgraven , zoo op laag als
boog veen, de verkoop van turf voor binnenlandsch gebruik; de belang-
riike uitvoer daarvan naar Holland en elders ; landbonw ; veeteelt ;
scheepvaart, en handel, vooral in koolzaad granen vlas, aardap-
pelen , rundvee , paarden, schapen, wol varkens, spek homg, was.
Veel boter wordt hier gemaakt; maar ook Westpkaalsche boter mge-
voerd, met de Groninger boter vermengd, en, over btroobos, naar
Friesland uitgevoerd. Men heeft er zeer vele en groote scheepstim-
merwerven ; voorts andere fabrijken , als : moutwijn-, brandewijn- ot
likeur- en azijnstokerijen uit aardappelen ; vellenblootenjen ; hout-
(1) Men leze over de steenen , welke op den Hondsrug gevonden wo rd en . Mr. H . O. F b i tb ,
Redmoerina ter g eUgm h eii van het vijfentwintigjarig bestaan van het departement Groningen
der H a a te o h a m : Tot IVnt va n ' t A lg em e e n , alwaer men , op b l. M - l * der a a n te ^ n^ n ’
wetenswaardigs omtrent d ez. steenen vermeld vindt. Vooral raadplege men ook met alleen over deze
ateenen maar over de geheele natunrlijke historie der Provinoie, de fraaije verhandelmg in het eerste
deel van Dr. n . W e s t e r h o f f en Dr. G. A c k e r S t r a t iM H , KatmrUjhe H»torm der Promnem
Groningen, Gron. 1839.