kerk, staan weder op , de plegtigheid is afgeloopen , en ieder gaat zijiu
weegs. Het eene jaar door het andere rekent men liet getal dezer bede-
vaartgangers op 8 of 9000 (1). Als de processie afgeloopen is, verspreidt
zieh de menigte in en buiten de stad, op het vrije veld of in de
herbergen, naar mate de omslandigheid of de smaak zulks mede-
brengt, alwaar men dan de medegebragte pannekoeken nuttigt, en
zieh met het voortrcifelijke water of den min voortreffelijken landwijn
laaft. Dit zonderlinge gebruik beeft zijnen oorsprong te danken aan
eene aanstekende ziekte, waarmede het vee van deze laudstreek,
omstreeks het jaar 1374, moet bczocht zijn geweest, zijnde eene soort
van stuipen, welke de beestcn deed springen tot zoo lang zij dood
nedervielen. Om van deze ramp bevrijd te worden, deden de inw.
de geloften van deze zonderlinge processie te doen , en bet is van
dien tijd af, dat zij tot nu toe ook jaarlijks heeft plaats gehad.
Keizer J o s e f II heeft wel pogingen aangewend, om haar af te schaffen,
doch vruehteloos, en toen, gedurende de Fransche overheersching,
deze feestviering verboden was, verzamelde zieh op den bepaalden dag
eene talrijke schaar, en dè processie ving aan, van welke de voorgan-
gers zieh in de hajonetten stortten, welke hun op de brug door de
krijgslieden werden voorgehouden.
-Ft lOtlj Behalve deze kerk heeft men te E c h te r n a c h nog drie kapellen. Voorts
heeft men er een h o s p ita a l, waarin de grijsaards en weezén verplèegd
en verzorgd worden, door eene v.ereeniging van Gasthuisnonnen van
de orde van Sx. J a n . Ook is er eene school en een distributiekantoor
van de brievenposterij.
E c h t e r n a c h is de geboortepl. van M a t t h i a s , Bisschop te Syrone •}• in
het jaar 1363, en v a n J o h an n e s H o e l e r , Bisschop van Trier, -j- in 1671.
H e n d r ik de Blinde, Graaf van Luxemburg, in 1136 met A lb a r o ,
Aartsbisschop van Trier in oorlog geraakt, ondersteunde de bproerige
Monniken van het klooster St. Maximin bij Trier, waarover hij het
beschermregt uitoefende , tegen den Aartsbisschop, en was derhalve,
na den geslotenen wapenstilstand , ernstig vertoornd, toen hij vernam ,
dat de Aartsbisschop in 1141 de Monniken uit de abdij verjaagd had.
H e n d r ik verwoestte en plunderde in het Triersche, verbrandde Pfalz en
Wittlich, doch werd daarop bij Bittburg door de aartsbisschoppelijke
troepen overvallen en geslagen. Hierop trok de Aartsbisschop zege-
vierend door het graafschap Luxemburg; verwoestte bier meer dan
30 kasteelen en overrompelde ook E c h te r n a c h .
In 1896 werd de stad E c h te r n a c h door de Staatschen ingenomen en
geplu'nderd.
De Spanjaarden stonden E c h t e r n a c h , ten gevolge van het verdrag
van Regensburg, den 13 Augustus 1684, aan de Franschen af, maar
zij herkregen het bij den vrede van Rijswijk , in 1697.
In den oorlog tusschen den Koning van Pruissen en de Fransche
Republiek, rukte de voorhoede van het Pruissische leger in het begin
van Augustus 1792 door deze stad, en zette daarop zijnen togt
door Luxemburg tot in Frankrijk voort, wordende de stad Verdun,
op den 1 September daaraanvolgende door de Pruissen veroverd.
Toen het département der Wouden , welken naam Luxemburg on-
der het Fransche bestuur droeg, in het begin van 1814 van de Franschen
bevrijd werd, werd eene regerings-commissie te E c h t e r n a c h ge-
vestigd, en bleef aldaar tot op het midden van Mei van hetzelfde jaar,
( t) In 1841 telde men er 10,488, als: 3.924 rrouwen en 7,281 mannen.
wanneer zij in gevolge eene- verordening van den Pruissischen rege-
rings-Commissaris, Baron von S c iim is s -G ro ile n b u rg , van den 14 Mei,
naar de st. Luxemburg werd verplaatst.
Men heeft omstreeks 1823 eenige oudheden bij E c h te r n a c h opgedol-
ven, die later aan de verzameling van oudheden te Trier geschonken zijn.
ECHTERNACH (ABDIJ-VAN-), voorm. abdij van de Benedietijner-
orde, in het balj. van Echternach, grooth. Luxemburg, 8 min. van
Echternach.
Het juiste tijdstip, wanneer deze abdij gesticht is , valt zeer moei-
jelijk te bepalen. Het schijnt echter, dat reeds omstreeks het jaar
698 te dier plaatse een klein klooster bestaan hebbe, hetwelk de H.
I rm in a , eene dochter van D a g o b e r t I, Koning van Frankrijk, tot herberging
van vreemdelingen en tot opneming van hare lijdende natuur-
genooten , op een gcdeelte gronds , dat haar in eigendom toebehoorde,
had doen bouwen. Later werd dit klooster door den 'H . W i l l i b r o r d
tot eene abdij verheven, en door hem begiftigd met de helft van
E c h t e r n a c h , welke hem, bij het testament van de H. I rm i n a , ten
deel was gevallen ; terwijl Irm in a zelve bij haar testament, in het
jaar 701, deze stichting mede met groote geschenken begiftigde. On-
der anderen gaf zij, om de kerk, welke- W i l l i b r o r d aan de H.
Drievuldigheid, de H. Maagd en de H.H. Apostelen P e t r u s en P a u lu s
had toegewijd, te versieren, al hetgeen zij aan gewerkt goud en zil—
ver , aan edelgesteenten en kleederen bezat, alsmede al haar huisraad,
zoo in koper en ijzer als in hout. P ip ijn v a n H e r s t a l en zijne gema-
lin P l e c t r u i d a gaven, in 709, aan deze abdij de andere helft van de
stad Echternach, welke zij van Hertog T u e o d a rd u s verworven hadden;
terwijl dit gesticht nog bovendiert verrijkt werd door hetgene P ip ijn de
Körte het in 782 vermaakte. De Fränkische Köningen bevestigden deze
abdij niet slechts in hare bezittingen, maar vermeerderden die nog door
aanzienlijke vaste goederen , renten en inkomsten; zelfs vorstelijke regten
werden aan dit klooster toegekend.
In het tijdelijke erkende dit gesticht het bestuur der Fränkische
Köningen, later dat der Duitsche Köningen, voorts het gebied der
Hertogen van Luxemburg, en daarna dat der Köningen van Spanje.
Van het jaar 1684 tot 1714 stond het onder de heerschappij van
L o d ew ijk XIV, Koning van Frankrijk, vervolgens onder de regering van
het H u is van O o s t e n r i jk , waaronder het tot de aankomst der Franschen, in
1794, verbleef. In het geestelijke was het aan de regtsmagt van den
Aartsbisschop van Trier onderworpen. Bij de, in het jaar 870 plaats gehad
hebbende., verdeeling van Lotharingen, tusschen K a r e l den Kaie,
en L o d ew ijk den Duitscher, viel de abdij van E c h t e r n a c h en omstre-
ken den eersten ten deel. Onder diens regering verkregen van tijd
tot tijd eenige vorsten uit het Lotharingsche Huis , dit rijke stift,
als eene wereldlijke bezitting, terwijl zij dan den titel van Abt voer-
den. Als zoodanig vindt men onder anderen vermeld A d e la r d u s I ,
R eg in h e ru s , C a r lo h an , A d e la r d u s I I , R e in e r u s eil H e rm axnus.
Onder het hestuur van deze Vorsten werden in dit klooster zuivere
zeden en goede tucht dagelijks zeldzamer en geraakte het kloosterleven
in minachting. Daar men, echter het doel dezer stichting te wel
kende, veroorloofde men zieh niet er de goddelijke diensten geheel
na te laten; geestelijke Koorheeren namen evenwel de plaats der Monniken
in. De geschiedschrijvers zijn het intusschen niet eens over het
jaar der secularisatie van de abdij van Echternach. Eenigen rekenen
die van het bestuur van C a r lom a n , eenen zoon van K a r e l den Kaie,