per« Schecps-ÖiHcieren, op aanzoek van den Heer Majoor der Artillerie
, y ah H o ey , met hunne manschappen, hunne dienst aan de Sleeu-
wijksche batterjjen. De vesting bad hare geduchte boiwerken met
grof geschut, en met een aantal van niet minder dan 180 schild-
vvachten bezet. Voor den ingang der groote Haven was, op last van
den Kommandant, bet Rotterdamscbe beurtschip geplaalst, en in eene
kanonneerboot, met 4 stukken van 4 en 6 pond berschapen. Reeds
in de eerste dagen deed men hct kanon bij herhaling van de wallen
speien, nu eens om proeven te nemen, in hoeverre men den vijand
aan de overzijde der rivier zou können verontrusten, dan weder om
den aanleg eener batterij aan den overkant te verhinderen , ^ of ook om
de Sleeuwijksche afdeeling van kanonneerbooten, zoo mogelijk te doen
‘opbreken ; welke laatste echter, ofschpon hier en daar vrij beschadigd,
baren wedergroet met zulk eene hagelbui van kogels verzelden, dat
eene geheele batterij aan de Waterpoort vernield werd en een der
lanonnen in stukken sprong. Gelukkig -liep December ten einde, zon-
der dat de stad door bet grof gesehnt van een aantal vuurmonden
eenige aanmerkelijke schade leed. Den 22 Jannarij 1814 alleen , toen
bet eigenlijke bombardement aanving, schecn tot eene gelieele ver-
woesting 'bestemd. Bijkans 6 nren achter elkander snorden bommen-,
kogels en granaten door de lucht henen. Daken werden verbrijzeld;
muren storteden “tot puin ; huizen scheurden; niemand vertrouwde zieh
in zijne eigene woning • een verschri'kkelijk gejammer klonk door alle
straten, daar men , zoo als anders meestal in belegerde vestingen geschiedt,
de steenen uit de straten niet opgenomen had, en elke losbarsting
van hörn en granaat allerwege dood en vernieling bedreigde.
Meer dan 80 huizen werden geweldig beschadigd , sommigen zelfs geheel
verbrijzeld. Buiten deze verwoestingen sebeen een nieuwe en niet mm
geduchte vijand de eilende nog te zollen vergrooten. De stand der
rivieren, bij het opeengepakte ijs, verdubbelde het gevaar voor ijsdam-
men, die, met het gestadig wassende water, hg harden wind en dooi,
de bedenkelijkste overstrooming deden vreezen. Aan een Pruissisch
Parlementair den toegang geweigerd zijnde, volgde de herhaling van
het bombardement in al hare kracht, op den eerstkomenden dag. Acht
uren lang, en wel gedurende den nacht, hernicuwde zieh hetzelfde
verschrikkelijke tooneel, waarbij de'bezetting van baren kant geenszins
naliet, de belegeraars even duchtig te begroeten. Een aantal huizen
en openbare gebouwen, werden thans weder jammerlijk geteisterd.
Nog was dit alles niet genoeg. Een vreesselijke brand, door eene uit-
harstende bom veroorzaakt, voltooide ten laatste, te midden van hagel-
buijen van kogels en granaten, van nederploffing en verbrijzeling,
van storm en sneeuw, van vuur en dood, het beeid der vernieling,
doch werd door den rusteloozen ijver van eenige burgers nog al spoe-
dig gebluscht. Niet minder dan 15 nren lang, 'had bet bombardement
geduurd; niet minder dan 852 kogels, meest vierentwinligponders
en nagenoeg 400 bommen en granaten , waren door de belegeraars in
de vesting geworpen; een veertigtal hnizen en stadsgebouwen waren op
nieuw zeer aanmerke'lijk beschadigd en sommigen bijkans geheel vernield.
De burgerij nu ,' door de noodlottige gevolgen van deze herhaalde
aanvallen, geleerd hebbende, wat al gevaren zij van eene voortgezette
belegering te duchten h ad , eh welk een rampzalig lot hare nu reeds
gedeeltelijk verwoeste stad op die wijze te wachten stond, zag met
harten, krimpende van weedom, den volgenden nacht te gemoet. Doch
dit maal was de vrecs voor eenen nieuwen aanval ijdel, en in plants
van zwaardere rampen , die men duchtte, kwam de blijde hoop van
verlossing opdagen, welke hoop dan ook niet verijdeld werd , doordien
den 4 Febrnarij, in de pastorlj van het naburige Schelluinen, een ver-
drag werd gesloten, volgens hetwelk de stad, op den 20 dier maand ,
aan de Bondgenooten overging. Tegen eenen mogelijken opstand der
ingezetenen , die wel te dachten was, had de Opperbevelhebber onder-
seheidene stukken met schroot geladen in de straten doen plaatsen.
De vrees voor dusdanig eenen opstand, gevoegd bij de dreigende overstrooming
, deed R am po s hoofdzakelijk tot de overgave besluiten (1).
Allerakeligst was het vooruitzigt van Goiuscheh’s ingezetenen weder ,_by
den. watersnood in Jannarij 1820. Reeds des morgens, van den -b had
er eene doorbraak plaats, welke de overzijde van de haven over-
stroomde, doch ijver en moed w.isten ze te beteugelen. De geheele
bemuurde stad vertoonde niets anders, dan een eiland, door eene ver-
schrikkelijk woelende ijszee bedreigd. Geweldige ijsschollen daartegen
aandruischende, baarden, door hare grootte en onbedwingbare kracht,
niets dan angst en schrik, die in eene algemeene verwoesting, onder den
vloedstroom, schenen te zullen eindigen. De dijk over het Wcidschild ,
tusschen de .stad en Dalem , was vernield; de Zedenksluis, aan den
Arkelsche-dijk , was bezweken , en de stroom had daardoor geene kee-
ring meer. Waar geene schotbalken gereed waren , schuimde het water
de poorten in , en ieder scheen zieh te zullen moeten bergen , voor
zoo veel hij slechts konde. Het was in den namiddag, tusschen vier
en vijf ure, toen er een aanmerkelijk gat viel, tusschen de sluis en
de buitenbatterij op den dijk, waarbij de vloeddeuren uitsprongen , die,
zoo als men naderhand ontdekte, door het ijs waren doorboord. üet
gevaar nam hand over hand toe. De kloekste ingezetenen beijverden
zieh met het garnizoen , om de poorten en sluizen toe te dämmen ; oc oo
de moedigste bijstand had niets gebaat, zoo niet een ander, jj® -
dellijk, doch ongelukkig voorval , den hooggaanden nood spoedig had
afgewend. De dijk namelijk , die het uitwaterings-kanaal naar btee-
nenhoek van het omliggende land afscheidt, was bezweken. Door dit
een en ander liep het water, woelende en schuimende, uit het meuwe
kanaal in het land. Alle mogelijke kracht, van ijs en stroom, kantte
zieh tegen de groote sluis , welke , eerst in 1819, m dit kanaal was aan-
gelegd, en voor deze ontzettende kracht bezweek. Het water, met gewe
in de sluis stortende , vloog van beneden naar omhoog, en overstroomde
de brug. Nog op den volgenden dag teekende de gemiddelde waterstand
aan de peilpaal 14 voet, somtijds nog eenige duimen daar boven. De
arbeid der ingezetenen, tot behoud der kistingen , ging onalge ro en
voort. De kleine wielingen, hier en daar van tijd tot tijd gerezen ,
alsmede het lek onder de spnisluis bij de Waterpoort, werden gestopt,
Eerst in den avond van den 27 mögt men zieh , hij eenen val van het
water, tot 15 v. 7 d., eenigzins behouden rekenen i en ofschoon h e t,
op den 28, weder 5 duimen opliep, bragt de va l, in den avond van
dienzelfden dag tot 12 v. 1 duim, eene meerdere geruststelling te weeg.
Ten gevolge van den opstand in Belgie , in 1850, werd Gorinchebe
in het laatst van dat jaar in Staat van oorlog g e s te ld , en begon men
toen reeds de vestingwerken te verbeteren, en met nieuwe buitenwerken
(1) Hen, die meer omslandigs omirent dit beleg willen weten, yerwijzen wij naar D. Dü GrAAF ,
Verhaal betrekkehjk het beleg, bombardement en de overgave van Gohimchem , in den teinter va
1813 en 181*, en naar A. d e Koning , Berigt aangaande de Belegering e n het ontaet van GoRis~
chbk , en het daarbij gebeurde in den omtrek.