verig voort, zoodat in bet jaar 1606 en 1607 bet oostcindc van het
koor voltrokken was ; terwijt daarin rceds den 9 oi 10 Januarij 1608
een dankzeggingspredicatie werd gehouden. Doch bet ljep aan tot
in het jaar 1626 eer het gebonw geheel voltooid was, als wan-
neer het den 24 Februarij weder werd ingewijd. Deze vernieuw-
de kerk is echter later nog van tijd tot tijd inwendig verbeterd
en verfraaid; zoo werd in het jaar 1649 de predikstoel vernieuwd,
en in 1663 een orgel in de kerk gebragt; terwijl in 1668 de
vloer verhoogd is en nieuwe zitplaatsen voor de Regering gemaakt zijn.
Sedert is de bliksem nog vier malen in den toren dezer kerk geslagen,
namelijk op den 22 Februarij 1642 , den 9 Januarij 1643, den 2 Fe-
bruarij van datzelfde jaar en den 8 Maart 1699, doch de drie
eerste reizen zonder aanmerkelijke schade aan te rigten, maar de laatste
keer met groote schade aan het orgel, ook werd toen de torenspits
gebeel verteerd. In den zomer van dat jaar begon men echter
den toren weder te herstellen en er eene nieuwe spits pp te plaatsen ,
welke in het jaar 1701 volbonwd , doch lang zoo hoog niet was als
de vorige zijnde slechts 16 eil. hoog. Deze kerk wordt nog heden
voor eene der grootste en fraaiste kerken van Noord-Holland gehouden
, ook om hare uitstekend fraaije beschilderde glazen , onder welke
inzonderheid uitmunlen die, welke door de steden Haarlem, Leyden
en Amsterdam vereerd zijn. Het glas, door Enkhuizen vereerd, hecft
het meest door den tand des tijds geleden.
De Kl e in e Kerk, digt bij den üam, heeft oudtijds tot een Begijn-
h o f behoort en was vöör de Reformatie aan de H. Maagd toegewijd,
waarom zij vroeger ook wel de L iev e V rouwekerk genoemd werd.
Den 9 September 1733 ontstond er brand in den toren van deze kerk,
welke echter , zonder eenige schade te veroorzaken , door den zwaren
regen van zelven gebluscht is. Op den kloot van het dünne lorentje
dezer kerk ziet men de wapens der zes Nöordhollandsche steden.
De E v a n g e lisc h -L u th e rse h e n , die hier ruim 200 in getal zijn ,
maken eene gem. uit, welke tot den ring van Haarlem behoort. De
eerste, die het leeraarambt in deze gem. heeft waargenomen is niet
bekend; ook schijnt deze gem. in het begin geen vasten Predikant te
hebben gehad. Alleen weet men, dat zij reeds in het jaar 1647 be-
stond. De kerk, op de Voorliaven, bij den Dam, is in het jaar 1740
gebouwd op den grond van het oude Stadhuis, welke met den ouden
opstal, door Burgemeesteren en Schepenen aan de Luthersche gemeente
gesehonken werd, zoo als op eenen steen in den voorgevel van het
gebouw aldus te lezen is :
Daar eertijds werd bet heilig regt,
Ten nutt’ voor ’t algemeen beslecht,
Wordt nu , naar ’t voorsckrift van Godswoord,
De vrede- en boetbazuin gekoord.
Men danke God en d’achtbren raad,
Door welker gunst dit huis hier staat.
Deze kerk, in de laatste jaren bouwvallig geworden zijnde, is in
het jaar 1841 van binnen nieuw opgemaakt.
Vroeger had men hier twee Doopsgezinde g em e en ten , eene
der Waterlandsche en eene der Friesche Doopsgezinden , die elk eene
kleine vergaderplaats hadden, als : de W a te r la n d s c b e Doopsg
e z in d en in de Molenstraat en de F rie s c h e Doopsgezinden op
de Halig. Deze twee gemeenten zijn later vereenigd tot eene , welke
zieh eerst beurtelings nu van de eene dan van de andere vergaderplaats
bediende, doch thans alleen, die der Friesche gebruikt, zijnde
de andere thans gesloopt. De thans nog gebruikt wordende kerk be-
staat sedert het jaar 1702, als wanneer de leeraardienst werd uitge-
oefend door drie Liefdepredikers , zijnde : T j e b k L ö lk e s , J a c o b P i e t e r s
B a b k u o d t cn K l a a s J a n s z O t t e n , allen te E i u h , de laatste vermoede-
lijk in 1434, overleden. Thans heeft de Doopsgezinde gemeente te
Edam geen eigen Predikant, doch er wordt alle Zondagen ’s namiddags
door den Leeraar van Monniekendam gepredikt.
De R. K. stat. te E d am , welke tot het aartspr. van Holland en
Zeeland, dek. van West-Frieslanh, behoort, wordt door eenen Pastoor
en eenen Kapellaan bediend. De kerk, aan de Voorliaven, is in het
j a a r 1824 nieuw gebouwd, uit de gilt van wijlen den Heer H. v a n
Wetering , < te E d am , en den 19 Mei 1823 aan den H. N ic o la a s toegewijd.
In den voorgevel ziet men eenig beeidwerk, als : den pausse-
lijken mijter, ring, staf enz.
Poorheen bestond er te Edam ook een K lo o ste r d e r M in d e rb ro e-
d e r s , anders Observanten genoemd, welks gebonw thans gedeeltelijk
dient tot een logement; alsmede een B eg g ijn h o f, in de Kleine Kerk-
straat, welks kapel, zoo als wij gezien hebben, thans bij de Herv. in
gebruik is.
De I s r a e lite n , die ongeveer 90 in getal zijn, hebben hier eene
bijkerk, op het Noord-Achterom, welke tot het Nederlandsch Synago-
gaal Ressort van Amsterdam, ring van Hoorn, behoort.
Men heeft te Edam d e volgende liefdadige inrigtingen: een Her-
vormd Weeshuis in de Groote Kerkstraat; een R. K. Weeshuis,
op de Voorhaven; een P ro v e n ie r s h u is , op het Bagijnenland; een
Diajeonie B e sted e 1 in g h u is , en eene Commissie to t wering
der b e d e la r ij, door het verieenen van onderstand aan hoogbejaardeh
en bet verschaffen van werk aan de overige behoeftigen.
De Maatschappij : Tot Nut van 't Algemeen, werd aldaar in het
jaar 1784, onder den naam van Edamsgenootschap, door den onver-
getelijken Monnickendamschen Doopsgezinden Leeraar Jan Nieowenhui-
z e n gesticht, van welke Maatsehappij er thans nog een departement
bestaat, dat den 18 September 1796 is opgerigt, «n omstreeks 50
leden teit; — Ook heeft men te Edam een P o s tk a n to o r.
De schrijver der oude Hollandscke Kronijk , bekend onder den naam
van Dwisie-Kronijk, gewaagt, omtrent het midden der vijftiende eeuw ,
van de geschiedenis eener meermin , die door de Edammer melksters in
de Purmer gevangen en naar Edam zoude gebragt zijn , van waar men
haar naar Haarlem zoude hebben vervoerd , doch hoezeer de waarheid
dezer gebeurtenis door sommigea -met ernst verdedigd is, wordt zij
t egenwoordig algemeen voor eene fabel gehouden.
Voorts vindt men _door de geschiedschrijvers omtrent EDAM opget.ee-
kend, dat zij in de rampzalige verdeeldheden der Hoekschen en Kabel-
jaauwschen is gewikkeld geweest, en, in het jaar 1426, door de Renneiners
voor Vrouw J a c o b a van B e u e b e n is ingenomen geworden , nadat
deze te voren bet Huis te Brederode, Heemstede en meer andere slotert
van Edelen reeds vermeesterd en vernield hadden.
In het jaar 1478, maakte de stad E d am , met Am ste rdam en de
Westfriesche steden, een verdrag, wegens het uitrusten van schepen.
In liet Kaas- en Broodspel ,■ hetwelk in de lente van het jaar 1491
aanving , was deze stad ook gemengd , waarom zij ook deswege door
Hertog A l b e r t v a n S a x en genoodzaakt werd, de poorten voor hem opon te
houden; die verdacht waren aan het oproer deel te hebben, in zijn