ten half vier ü re , in brand. De droogte en ligtheid der Stoffe dezer
draagbare winkels, bragt te weeg, dat drie kramen wcklra in vollen
vlam stonden. Een Sterke noordooste wind voerde de brandende stof met
zulk een geweld naar de kramen , beneden den wind staande , dat dezc
bijkans allen in brand geraakten. Velen , die boven den wind stonden
, kregen door dwarlingen en terugkaalsingen , zoo vele ontstekende
vouken, dat zij een zelfde lot ondergibgen , en in minder dan een half
unr tijds, vertoonde zieh bet geheele Buitenhof als een vnurpoel. Onbe-
schrijfelijk was de schrik door het geroep van brand, hetwelk, zoo vroeg in
den morgenstond, de kramers uit hunnen slaap wekte. Goed en leven
liep gevaar; verbijstering en verwarring heerschte er onder de radeloozen ;
elk zocht zijn lijf te bergen , en zoo veel van zijne goederen als de nood
toeliet. Alles geraakte in de Hofplaats op de been, de schutterij en de
militie bezetteden de toegangen tot den brand. De brandspuiten werden
aangevoerd , doch konden , van eenige noodwendigheden beroofd, de
vereischt werdende dienst niet doen , voor dal het grootste gedeelte der
kramen, en wel de kostbaarste , ten getale van 60, in asch verteerd waren.
Eindelijk werd men meester van de woedende vlammen, die, door
de boomen afgeweerd, de buizen , rondom bet Buitenhof staande,
onbescbadigd lieten.
Daar vele ingezetenen, in de onrustige tijden, op het laatst der
vorige eeuw , zieh meer en meer openlijk legen den Stadhouder begonnen
te verklären, zöchten eenige zijner aanhangers, in het jaar
1782, daartegen een tegehwigt te maken, door hem, uit naam van
bürgers , schutters en ingezetenen van ’s G ravenhage , een dankadres
te doen aanbieden, vol van betuigingen van vertrouwen op, en er-
kenlenis voor zijne pogingen, ten dienste van het vaderland. Twee
V erhedlens , vader en zoon, en G estaaf U ndeen , een Zweed , liepen
daarmede in ’s G ravenhage bij de huizen rond, doch het vond geen
gereeden ingang. Sommige Officieren toonden zelfs hun ongenoegen
over dit rondgaan, en de Kolonel J an S u c h e r , die zieh bezwaard vond
om het mede te teekenen, en zelfs daartoe niet besluiten kon , nadat
in het eerste opstel eenige veranderingen gemaakt waren, hield er
een gesprek over met den Baljuw van ’s G raveniiage , hetwelk ten
gevolge had, dat deze, uit naam van den Stadhouder, aan de Regering
verklaarde, dat de Stadhouder het aanbieden van zoodanig een adres
wel alleen toeschreef nan eenen goeden ijvcr voor hem en zijn Huis,
maar echter niet gaarne een dankadres ontvangen zou, ten wäre het
alle de onderteekenaars met genoegen en uit overtuiging onderschre-
ven; dat het hem vooral leed zou doen, wanneer, over het teekenen
en niet teekenen daarvan , eenig ongenoegen onder de burgerij ont-
stond ; en dat het nemen van maatregelen , ter voorkoming van dat
ongenoegen en ter bewaring der rust, hem aangenaam zou zijn. De
Regering besloot daarop het ter leekening leggen van, en het omloo-
pen met het voorschreven adres te verbieden ; doch S u c h e r ontwierp
een ander, in algemeener bewoordingen begrepen, hetwelk, door de
Regering goedgekeurd, op den Schuttersdoeien ter teekening gelegd,
door omtrent 11Ö0 leden der ’s Gravenhaagsche schutterij geteekend
en, den 18 December, door den Krijgsraad, aan den Stadhouder overge-
levcrd werd. Doch-twaalf dagen te voren, zöchten de voorstanders van
het, eerst ontworpen en door de Regering verboden, dankadres, in ’sGRA-
vbnhage eene beweging te verwekken, die van schromelijke gcvolgen
had kunnen zjjn. Een hoop volks, voor een groot gedeelte uit bedien-
den van den Geschutgieter van Holland en van den Boekverkooper
827
P ier r e G osse bestaande, voorzien van flambouwen en versierd met
oraujelinten , zwierf, onder voorwendsel van het St. Nikolaasfeest te
vieren , längs de straten, onder het zingen en schreeuwen van hoezee f
vivat Oranje l Zij trachtlen een ieder, dien zij ontmoetten , te nood-
zaken, om zieh bij hen te voegen ; dwongen de Officieren der bezet-
ting op het Buitenhof, de kokarden van de hoeden le nemen , en
oranjekokarden in de plaats te stellen , met hen te zingen, te dansen
en bovengemeldcn kreet aan te helfen; en pleegden meer dergelijke on-
beschoftheden en straatschenderijen. Dit bedrijf, door sommigen als
eene onschuldige vrolijkheid verschoond, door anderen als beginselen
van een zeer strafwaardig oproer beschouwd , scheen de werkzaamheid
der Justitie niet te hebben opgewekt. Men besloot daarom, ter ver-
gadering van Holland, het Hof te gelasten er een naauwkeurig on-
derzoek naar te doen, en van den uitslag daarvan schriftelijke berig-
ten te leveren , en voorts Gecommittcerde Raden te verzoeken , om,
met kennis en overleg van den Stadhouder, de noodige schikkingen
tot behoud van de openbare veiligheid te maken. Van beide deze
kollegien kwamen wel verzachtende berigten in , maar het onderzoek
naar de aanvoerders van dit werk werd evenwel voortgezet en opge-
dragen aan Mr. J ohannes G erardes L u k e n , die, bij onpasselijkheid
van den toenmaligen Advocaat-Fiscaal, benoemd werd, om in deze
zaak het ambt vun Fiscaal waar te nemen. Het bleek bij dit onderzoek
volledig, dat het verwekken dezer beweging in een naauw verband
stond, met het teekenen van het eerst ontworpen 'dankadres.
De Regering van ’s G ravenhage gaf dus last, om het oorspronkelijke
stuk, waarmede- de V ermeolens en U ndeen rondgeloopen hadden, op
te balen. Doch deze, die het grootste aandeel aan het bedrijf van
dien oproerigen avond geliad hadden, waren reeds vertrokken, en
men kon dus het gezöchte stuk niet magtig worden. Zij weken op
Cleefsch grondgebied; een Deurwaarder van het Hof werd met opene
brieven hen nagezonden, om hen te doen aanbouden ; doch de Cleef-
sehe Regering weigerde aan den inhond dier brieven te voldoen , en
de Koning van Pruissen keurde naderhand die weigering goed. Er
seboot dus niets anders over dan hen te doen indagen; doch zij versehenen
op die indaging niet, en het Hof werd daardoor belet, tot
de eerste bron der gebeurtenis op le klimmen.
Den 4 September van het jaar 1783 had er te 's G ravenhage , bij
het afloopen der parade van het genootschap van wapenhandel, waarbij
zieh eenige leden van genootschappen uit naburige plaatsen in uniform
bevonden, eene geweldige opschudding plaats, waarbij die leden
aan vele mishandelingen van het gemeen ten doel stonden, en met
moeite door de krijgsmagt uit de handen van het gepeupel gered werden.
Toen in het jaar 1786 de Staten van Holland besloten , dat de zoo-
genaamde stadhouderspoort, niet meer alleen door den Stadhouder zoude
gebruikt worden , om naar het Binnenhof te rijden , maar dat deze y
even als alle andere toegangen tot het Binnenhof, gedurende hunne ver-
gadering moest openblijven, om door de Staatsieden gebruikt te worden,
^ak dit het gemeen te zeer in het oog, om het geduldig toe te laten,
•ler gelegenheid, dat de Heeren G evaerts en de G i jz e e a a r , van de
vergadering terug keerende, door die poort reden , werden de paarden
door zekeren M oürand , een paruikmaker, bij de teugels terug gehou-
. i terwijl eene woedende menigte van alle kanten aandrong, en
•net onduidelijk de gevaarlijkste bedoelingen aan den dag legde. Alleen
de tijdige hulp van den Drossaard met zijne dienaars, en de