In hct begin der volgende eeuw waren-hier, in de Öosterstraat de Eb-*
bingestraat, de Heerestraat, de Gnldenstraat en op* den Carolusweg
vijf R. K. kerkjes. Bij deze vijf kerkjes , die echter niets dan zalen
in gewone huizen waren, hadden zij in 1711 nog een zesde in den Paus-
gang, bij de Butjesstraat, en in 1719- een zevende bij Der-A Ter*
kregen ; doch om de armen beter te onderhouden, werd de bidplaats
in de Heerestraat in 1790 en die in den Pausgang in 1795 opgeheven.
Na de scheiding van Kerk en Staat, in 1795, poogden de llóomsch-
gezinden nu en dan, in plaats der vijf bidzalen, eene groote kerk te
verkrijgen. Een verzoek, in 1809 daartoe aan Koning L o d e w i jk in-
gezonden, werd afgeslagen. Geen beter lot had een ander, in 1812
aan Keizer N a po l eo n gedaan Het was voor eenen Nederlandschen ,Vorst
bewaard, om hun eene der kerken , welke men bij de Kerkhervor-
mmg hun had moeten ontnemen, nu , bij veranderde omstandig-
heden, weder terug te schenken. In 1818 vervoegde zieh zelf,
namelijk de Aartspriester B. M edd ens , bij requeste tot Zijne Majes-
teit W il l em I , met verzoek, om voor de gemeente dier belijdenis eene
der publieke kerken te mögen verkrijgen , aangezien hunne vijf bede-
huizen veel te klein en ongeschikt waren, om het aangroeijend getal
der kerkgangers te bevatten. Dit verzoek had verscheidene onder-
handelingen ten gcvolge. In een later stuk berigtte de Aartspriester,
d a t, indien de R. K. in het bezit der Broeren- of Akademiekerk
werden gesteld, de thans bestaande bedehuizen konden en zouden
worden opgeheven, en de vijf kerkelijke gemeenten daarin lot ééne pa-
rochie worden vereenigd; waarop de Koning , wetende dat deze kerk tot
geen godsdienstig einde meer gebruikt werd en zonder wezenlijk ongerief
voor de Hervormden aan de Roomschen kon worden geschonken, in
1821 besloot, de Broerenkerk aan hen af te staan, metr koor, sacristij,
consistoriekamer en een gedeelto van het kerkhof. Deze kerk werd de
Broerenkerk of Broederkerk genoemd, om dat zij oudtjjds behoorde
tot een klooster der Franciscanen of Minderbroeders. De juiste lijd der
stichting is niet bekend , doch men vindt van kérk en klooster reeds
melding gemaakt in 1253, toen zij, bij eenen burgertwist, totsterkte
diende. De kerk moet eertijds zeer fraai en met vele voorregten door
de Pausen begiftigd zijn geweest. Bij de invoering der Hervorming ,
werd zij door de Regering der stad, in 1566, aan de aanhangers der
nieuwe leer ten gebruike afgestaan, en op den 22 September van dat
jaar voor het eerst gebezigd , doch hct volgende jaar ging zij weder
aan de R. K. over. In 1579, nadat de Spanjaarden de stad voor eenen tijd
verlaten badden , kwam de Broerenkerk anderraaal in banden van de Her-
yormden, om er hunne bijeenkomsten te houden ; welk gebruik evenwel
in 1580 weder ophield , om de R. K. Godsdienst daarin uit te oefe-
nen ; doch toen de stad in 1595 , door Prins Maorits , op de Spanjaarden
, veroverd werd , verkregen de Hervormden nogmaals dat
gebouw , hetwelk alzoo , in dertien jaren, vijf maal eene veranderde be-
stemming had ondergaan. In 1616 , werd het bij de oprigting der
Hoogeschool tot Akademiekerk afgestaan , en behield die bestemming
gedurende twee honderd en tien jaren , en alzoo tot 1826. Behalve
voor plegtige redevoeringen, diende het koor voor publieke Promo-
tien en het ruim der kerk voor Akademiepreken en proefpredikalien.
Zij werd, zoo als wij hier boven gezien hebben , aan deB. E., ter ver-
vanging hunner bedehuizen , afgestaan met eene toelage van 25,000 gülden
, om de kosten voor het lierstellen der kerk, het bouwen van
een nieuw Theatrum Anatomicum en bet leveren vau eenen nieuwen
toegang tot de Bibliotheek , die tot dusverre in de kerk was, goed te
Inaken. De gemeente zon zieh verbinden, om het overige bij te dra-
gen , en daar er nu slechts eene parochie mögt overblijven , ook de
tegenwoordige bedehuizen te dien einde openlijk te verkoopen. Dan
het bleef dralen. De gemeente, die voor een groot deel uit geringe en
onbemiddelde leden bestond., durfde de vervallene kerk op deze voor-
waarden niet aanvaarden. Men bleef dus aan het onderhandelen, tot
dat haar, na lang aanhouden, behalve de 25,000 guld., wegens het
toegenomen verval der kerk, in 1829 nog 34,000 guld. van Landswege
werd toegestaan. Nu nam eene commissie uit haar midden de
kerk van de Curatoren .der Akademie over (1). Er werden spoedig
aanzienlijke vertimmeringen in het gebouw bewerkstelligd, die in 1831
waren voleind. De plegtige inwijding door den Bisschop van Curium
heeft plaats gehad op den 13 September 1836, waarbij deze kerk,
aan den H. M a r t in a s werd toegewijd. Thans wordt de dienst verrigt
door eenen Pastoor en vier Kapellaans ; terwijl de vorige R. K. kerken
werden verkocht, en thans tot andere einden dienen , als die in
de Öosterstraat aan de Yrijmetselaren tot eene Loge ; die in de Eb-
bingestraat aan den Heer Baron d ’ A ijln is -B o ü r o u il l , tot eene wo-
ning; die in de Guldenstraat, aan de Afgescheidenen tot eene kerk
en pastorie; die op den Carolieweg, aan den Heer M. J. K e i s e r ,
Med. Doct., tot eene woning, en die bij der A:, aan onderscheidene
eigenaren.
Voor de Hervorming hadden de R. K. hier nog de St. Walb u rg s-
Kerk, die buiten twijfel het oudste gesticht binnen G ron in gen is geweest
, en door sommigen voor eenen Heidenschen tempel, maar door
anderen voor eene kapel van het huis der Prefekten van G r o s in g e n ,
en weder door anderen , doch met minder waarschijnlijkheid , voor
een kasteel gehouden wordt, ten tijde van de invallen der Noormannen
opgebouwd. Wat er ook van zij, deze kerk, welke van duifsteen
ongemeen sterk opgetrokken was, is toen reeds, of naderhand bij geraste
tijden , geschikt gemaakt tot een Christenkerk en toegewijd geworden
aan de H. Maagd W a l b o r g is . Het gebouw, dat, ten aanzien
van den vorm, wel eens bij de rotonde van de H. M a r ia te Rome
vergeleken werd, van eenen toren voorzien en met lood bedekt was ,-
behield echter zijne oude sterkte, en werd daarom in de hooggaande
burgertwisten der twaalfde en dertiende eeuw, dan van den eenen en
dan weder van den anderen, ingenomen en bezet. Eindelijk werd het
gebouw zoo bouwvallig, dat het in het jaar 1611 grootendeels instortte ,
waarop besloten werd, het overige, dat mede wankelbaar stönd , af
te breken en de steenen te verkoopen , hetgeen echter tot 1627 aan-
hield en toen geschiedde. Het plein, waarop deze kerk gestaan heeft,
is later tot een kerkhof gebruikt, en sedert 1827 met opgaande boomen
en heestergewassen beplant, en met kronkelende paden tot eene
aangename wandelplaats aaugelegd. Aanmerkenswaardig is het wijders ,
dat het afbeeldsel dier kerk nog, tot in het begin dezer eeuw, der stads
Regering verstrekte, tot een groot zegel aan de verzegelingen en der-
gelijke openbare stukken ; ja , dat dit gebriiik opklimt tot zeer vroege
tijden , gelijk er nog een perkamentenb.rief van het jaar 1245 voor-
banden is, voorzien met gemelde afbeelding in groen was. De put ,
weleer ten O. van het koor dier kerk , werd vroeger zeer geroemd.
( I ) Meo ríe omstaudig over deze k e r k , de Gewhiedonis der Broederdsrk te G r o n in g e n ,
door P ro f. P . H o f s t e d e d e G r o o t'.