Hiervan, door de regering dicr stad, kennis gegeven zijude äati de
Vröuw vak Voorne, zijn de gevangene roovers teregt gesteld en met
de dood gestraft.
Jonkhcer Frans vak Brederode , die de Hoeksöhe parti j was toegedaan,
ziende dat men met de steden Brielle en Goedereede, Holland, Zeeland
en Braband in bedwang kon kouden , kwam op den 22 Julij desjaars
1490, des morgens ten 3 ure, met 26 schepen, wel voorzien van
krijgsvolk en de noodige belegeringsmiddelen voor Goedereede , en juist
op eenen tijd dat er geen krijgsvolk in de stad was, terwijl daarenboven
meest al het manvolk zieh ter haringvaart in zee bevond, Heer J an vak
Naaldwijk, tot het gevolg van Jonker F rans behoorende, deed de stad
dadelijk door cen Monnik , ten behoeve van Hertog Filips opeischen ,
onder belofte van lijf en goed. Het antwoord door de ingezetenen daarop
gegeven luidde: » dat zij de stad ten behoeve van Hertog F ilips, zeer
goed bewaarden | en dat zij die zoo goed zouden blijven bewaren, als
zij, die haar opeischten, immer doen konden.” Dit antwoord liadden
de belegeraars niet verwacht, en zette hunne woede te feiler aan, zoo
dat zij aanstonds van alle kanten , zoo wel te water als te land, aän-
snelden en dadelijk den storm begonnen. Die van Goedereede, den vijand
de gelegenheid willende benemen ¿.om zieh van de buiten de stad staande
gebouwen ter zijner besehutting te bedienen, deden ter behoudenis der
stad, eene groote opoffering. Zij staken namelijk den brand in de
lijnbanen, taanhuizen en andere buiten de stad gelegene gebouwen ,
veroorzakende alzoo eene schade van 400 ponden groot, (2400 gülden),
hetwelk in die tijd eene niet geringe som was en zetteden vervolgens de
sluizen open , waardoor het land onder water liep. Brederode trachtte
eene poort te overmeesteren, terwijl Naaldwijk de muren trachtte te
beklimmen. Geen krijgsvolk en maar weinig mannen in de stad zijnde,
snelden de vrouwen mede te wapen , en begroetten den vijand
met kokende pik, teer, brandende hoepen ,‘ pekkransen enz., die-zij
huii van de wallen op het hoofd wierpen, en dat met zulk eene dap-
perheid en aanboudendheid , dat zij , na zeven bange nren doorgcstaan
te hebben, tot hunne, groote blijdschap zagen, dat de vijand, met
een aanmerkelijk verlies , van den storm afliet en zieh van de stad
verwijderde. ln de stad was slechts een doode, zijnde eene vrouw,
die, over de sluis gaande, door eenen kogel getrollen werd. In het
wegvaren namen de vijanden cen te buis körnende Noorweegvaarder en
nog een ander scbeepje , welke beiden te Goedereede te huis behoorden ,
van welken zij het volk op rantsoen stelden. Deze kloeke daad werd
aan Margaretha , Yrouwe van Voorne, ter kennisse gebragt, welke,
ter vergelding daarvan, en tot herstel der muren ,■ poorten enz., de
stad heeft begiftigd met 900 Rijnsche gülden (1350 guld.), te beta-
len uit hare domeinen en zulks gedurende twee jaren ,. welke gift
daarna door eene andere , meer belangrijkei, werd opgevolgd, en -waar-
op in dien tijd, uithoofde van den aanmerkelijken vlasbouw, de
meeste prijs kon gesteld worden, namelijk: dat de Graaf van Holland
en de Yrouwe van Yoorne, aan de ingezetenen van Goedereede vrij-
dom verleenden van de vlastienden , welke vrijdoin of ontheffing zij
tot heden ongestoord hebben blijven bezitten. — Den 5 Noyember
des jaars 1530 leed Goedereede groote schade, door eenen ongemeen
hoogen watervloed, welke de balie van de valbrng wegvoerde ,> het
blokhnis omver wierp, de stadsmuren gedceltelijk wegspoeldeI en alle
huizen in de Molcnstraat deed bezwijken. — In het jaar 1534 waren
die van Goedereede gcnoodzaakt een konvooi uit te rüsten, om hunne
vischschepen tegen de strooperijen der Franseben te beveiligen. -— De
zoögenaamde vijfde Allerheiligenvloed van het jaar 1570 was ook vöor
Goedereede noodlottig, doordien het hooge water een molenas, welke
op de scheepstimmerwerf lag, vlot maakte; en : de Molenpöort binnen
dreel,' een gedeelte der stadsmuur aldaar omver stootte , en vele
huizen in de Molenstraat beschadigde. — Nadat, op den 1 April van
het jaar 1572, door de inneming van den Briel , de grond gelegd was
voor de Nederlandsche vrijheid en onafhankelijkheid, ontvingen die
van Goedereede ook deri' last , om de stad in Staat van tegenwCer te stellen
, en tegen de overrompeling der Watergeuzen te waken; doch des niet-
tegenstaande werd,. kort na de inneming van den Briel, het knjglvolk
van van der Mark, met vreugde te Goedereede binnen gelaten. Deze
bezetting was echter voor een der ingezetenen allernoodlottjgst, want
zoodra bet volk van van der Mark de stad bezet had , nam de Baljuw ,
die de Spaansche zijde was toegedaan, de vlngt naar Brussel, met den
Burgemeester J an Bakker , dien hij overgehaald had om met hem te ver-
trekken , ten einde zieh te verantwoorden. Aldaar gekomen zijnde werd
de genoemde Burgemeester in de gevangenis geworpen , in welke hij ,
volgens sommigen zeggen , fei gepijnigd werd en daarna gestorven zoude
zijn , terwijl andere verzekeren , dat hij gruwelijk vermoord is.
De laatste aanval, van welke men leest, had plaats in het jaar 1604 ,
töen het volk van den Admiraal van Antwerpen , J acob Boey genaamd ,
met eene menigte wel bemande schepen op het eil. West-Voorn landde,
en na Ouddorp nitgeplunderd en eenige ingezetenen gevankelijk mede-
gevoerd te hebben | zieh voor Goedereede nedersloeg, met oognierk
om die stad almede uit te plünderen. De vijapd naderde tot aan de
sluis van Oud-Westerloo, doch werd toen door een Schild wacht ontdekt,
die dadelijk alarm maakte, en daardoor de burgerij op de been bragt.
Een der burgers liep gewapend met een hooivork rond, en riep onophou-
delijk » hier zijn ze, haastu wat, of wij zijn allen bek af,” door het
geschreeuw van dezen en dat der andere inwoners , onder welken zieh vele
vrouwen bevonden, alsmede door het sterk schieten uit de stad, werden
de vijanden bevreesd en zij vlugtten in groote wanorde naar hunne schepen.
Sommige hunner, door angst gedreven , liepen hier voorbij en
werden achtervolgelijk door de Goereesche burgers gevangen gemaakt.
Onder de gevangenen bevond zieh de aanvoerder , die naderhand tegen
de gevangenen te Ouddorp werd uitgewisseld, en van dien tijd af is
de plaats , waar men Goedereede van de zijde van SteUendam binnen
treedt; Bekaf genaamd.
In het jaar 1618, zijn bij eenen hoogen watervloed de duinen zeer
afgenomen en beschadigd, en bij die gelegenheid is de lang verdron-
kene stad ontdekt de Oude-We rcld genoemd.
In den jare 1653, was de Groote-Zuiderpolder, in- gevaar van tc
overstroomen, doch werd zij alleen, door de wel aangewende zorg van den
opzigter J akobs Crijnsz. Kievit behouden, welke tot erkentenis daarvan
door de Ingelanden is beschonken, met eenen grooten zilveren beker, op
welke de wapens en namen der Ingelanden zijn gegraveerd, terwijl daarenboven
het volgende te lezen is : » Vereeringe, gegeven aan J acob Crijnsz.
Kievit, over Sijnen vigelanten en getrouwen dienst, bij hem gedaen ,
als wanneer de polder pericul had van te inundeeren.”
Ook zijn, bij eenen hoogen vloed in het jaar 1778 , de duinen sterk
a genomen , en na dien vloed eene menigte zilvere stukjes van eerie on-
bekende munt gevonden, dragende het jaartal 1180 en 1182. Yele
gissingen zijn des aangaande geinaakt. Sommigen meenden, uit het