hare veroveringen op de Portugezen , aanmerkelijk nit; Sedert kwameit
de Engelschen zieh op verschillende punten der Goudkust vestigcn 5
later de Brandenburgers/ ’ die echter sedert hnnne sterkten aan de
Nederlandsche West-Indische Maatschappij verkochten, en eindelijk de
Denen, die e r , zoo wcl als de Ncderlanders cn Engelschen, nog
gevestigd zijn'.
In het dierenrijk vindt men hier in alle klassen en soorten , eene
ongemcene verscheidenheid ; de mensch , het hoofd van dit gebeele
rijk , was weleer hier een handclsartikel. Zelfs in vroegere jaren1 was
de slavenhandel hier een voornaam winstgevend bedrijf. Binnen twee
en eene halve eeuw, heeft men Afrika van veertig milliocnen gezonde
menschen beroofd. Volgens eene opgaaf in 1768, door de Engelschen
gedaan , was de jaarlijksche uitvoer der verschillende staten : Enge-
land 69,500, Frankrijk 22,800, Holland 11,000 , Portugal 8,800,
Denemarken 12,000 Negers, alzoo in het geheel 102,500. Na de
afschafling van den slavenhandel is die uitvoer alleraanmerkelijkst
verminderd. Van het dierenrijk wordt thans alleen de: olifantstand
uitgevoerd. Het wild, hier menigvuldig voorhanden, is zeer gemak-
kelijk te vangen, en längs het strand wemelt het van visschen;
terwijl men in de bosscben , gazellen , buffels ,- leeuwen, jakhalscn ,
panthers, tijgerkatten, hysena\s, luipaarden , wolven; apen, ekertjes,
muskusdieren en anderen aantreft; alsmede olifanten en kameelpar-
dels. Men vindt hier 00k rivierpaarden, vooral in de Gambia, alsmede
de krokodil, de legnaan en slangen van 40 voet lengte. Onder
de kleinere dieren vindt men: hagedissen, kakkerlakken, schorpioe-
nen , duizendbeenen, rupsen, muskieten , en wel de schadelijkste van
allen, de mieren, waarvan men hier roode, zwarte, en de allesver-
slindende witte mier vindt.
Onder de vogels heeft men koenders y patrijzen met sporen , ganzen
met witte en zwarte vederen , en lange sporen aan de voornok-
ken der vleugels, waarmede zij meeslerlijk tegen de honden weten
te vechten ; alsmede eene groote soort van eenden’, met gelijke vederen
, zwarte bekken en pooten, en eene menigte uilen , • die de bij-
geloovige inboorlingen , door hun akelig gehuil niet zelden angst en
schrik aanjagen , en gcheele buurtcn op de been brengen. De bos-
schen zijn daarenboven ongemeen rijk aan het schoonste gcvogelte,
waaronder de kleine ijsvogel en de prächtige gekleurde kourbulos uit-
munten , wetende de eerste zeer kunstig aan de takken der boomen
een hangend nest te vervaardigen ; voorts zijn de kroonvogels , de flamingo’s
en de papegaäijen , hier van de schoonste soorten ; mede treft
men er geheele troepen van pelikanen en andere watervogels aan.
Het vruchtbare land levert hier alle tropisehe gewassen, de reüs aller
planten, de adansonia, groeit hier naast den kokospalm, die de mOeder-
boorn der menschelijke behoefte is ; verder vindt men onder de boomen
de groote kapot, waarvan de oudste boomen bij de Negers voor heilig
worden gehenden , en waarvan zij dobr uithollen de grootste soort
van kanoos maken ; voorts papajen-, tamarfnden-, granaat-, oranje-
en andere boomen; alsmede het edelste cn hardste hout, waaronder
het vaste en zware ijzerhout inzonderheid uitmunt; het donkere pur-
perkleurige en steCnzware landahout; het gele sessouwhout; assapro,
alhoewel niet zwaar, zeer deugdzaam en helder purper van kleur;
het zware bruwa, rood van klenr; zoo ook het algemecn gebruikt
werdende boutryhont, dat zeer zwaar en vast is. Onder de vrucht-
boomen vindt men hier de genoemde kokos-, pisang- en oranjeboomen ,
welke alle in het wild groeijen ; onder de heesters: de koffij-, kapas-,
peper- en andere boompjes ; limoenen ; cardamon; suikerriet; I n d ig o ;
rijst, en turksche tarwe, zoo roode als witte, hier milhio genaamd, welke
inen wint van eene , een paar manslengten hooge halm, met vier en
vijf aren. Onder de aardvruchten heeft men : jamjams , aardappelen
en wortelen, alhoewel de twee laatste soorten niet zeer smakelijk zijn;
terwijl men er eene ontelbare menigte van artsenijplanten vindt.
Het minerale, of delfstoffelijke rijk levert goud, waarvan voorheeri
een gedeelte wel 300 mijleu van binnen ’s lands kwam , en deze
kust jaarlijks 300,000 ponden sterling (3,600,000 guld.) opbragt,
waarvan de Nederlanders ^ trokken. Ook rekenden de < Engelschen
zieh i toe; terwijl het overschot onder de Denen, Franseben, Portu-
gezen en Pruissen verdeeld werd. Het meeste goud wordt in den re-
gentijd, onder het afstroomen van de rivieren , als stofgoud opgeza-
meld, zijnde zoo fijn als zand, wordende het zand, met zulk goud be-
zwangerd, door vrouwen in kalabaskruiken doorgespoeld en het laatste
bezinksel in eene andere kruik overgestort, en binnen s huis naauw-
keurig doorgezocht en gezift. Voorts wordt er ijzer, bazalt-, le>*,
graniet- en andere.steen gevonden. Ook levert het delfstoifelijke rijk
eene vette zeepachtige aarde op, welke door de Negers gebruikt wordt
om te wassehen, ja zelfs om te eten.
, Het -is hier, als liggende tusschen 8° en 6 ° N. B., zeer heet en voor
Europeaneu ongezond. De thermometer van Farenheit Staat hier gewoon-
lijk op 90° binnen ’s huis, en klimt buiten dikwerf van 110 tot 130 ,
terwijl hij in den regentijd zelden tot op 70° daalt. Het kompas heeft
17° 86" westelijke miswijzing. Men heeft er een regen- en een droog-
saisoen. Van’ het begin van Junij tot aan het einde van September
schijnt het water uit den hemel te stroomen , terwijl er gedurende de
acht overige maanden bijna geen droppel valt. Bij het begin der
regentijd is de verrötting ontzettend. Wollen kleederen krijgen vlek-
ken, waaruit wormen körnen, en het leder gaat tot stank en ont-
binding over; terwijl alles waarop de regen valt begint te schim-
melen. De winden zijn meerendeeis Oost of West, waarvan de Trava-
dos, die met wolken uit het Zuid-oosten opkomt, de drukkendste is,
en niet zelden met eenen zoo zwaren Storni eindigt, dat hutten omver
gerukt en schepen van hunne ankers geslagen worden , doch hij is
veelal van körten duur, en houdt slechts twee ä drie uren aan, ver-
gezeld van verschrikkelijke donder en bliksem. Weinig minder ver-
schrikkelijk is d e , bij het einde der regentijd, uit het noordoosten
waaijende Ilannattan, die alles uitdröogt en onverdraaglijk scherp is.
De inboorlingen zijn hier veel met etterbuilen , buikloop , zenuw-
koortsen , kramp- of stuiptrekkingen in de ingewanden en door alle de
leden , en vooral met lindwurm geplaagd. Vleesch en Sterke dranken
moeten er'voor de Europeanen zeer nadeelig zijn.
Wat de handel , welvaart, landbouw en nijverheid aangaat , deze is
alles behalve voordeelig. Voorheen had men hier nog eenige kleine plan-
taadjen van kofllj, rijst , katoen , indigo, enz., maar thans is niets meer
daarvan te vinden , dan een yischrijke kust , die door arme visschers
bezocht wordt. De handel is verloopen. Het weinige goud , -¡voor
en medicinale gewassen die uitgevoerd worden , zijn op verre na niet
toereikend om de uitgaven te kunnen bestrijden. De Negers hebben
hier nimmer vele handwerken uitgeoefend en, wat zij ook verrigt hebben
, is minder deugdzaam en fraai dan voorheen, zij weten geenszäns
zulke goede stoelmatten , houten en aarden bekers , koperen zalfdozen ,