liadden gedragen, in het acht-en-twintigste jaar na de geboorte van
C h r is t e s hadden afgeworpen, zijn zij nooit weder onder de gehoor-
zaamheid der Romeinsche heerschappij gekomen, maar kebben zieh
zelve geregeerd, eil ook Bestnurders en Hoofden over zieh aangesteld,
die den wil des volks uitvoerden; Zoodanigen zijn geweest : V e r r it c s
en M a l o r ix , die van de Roraeinen wel Köningen genoemd worden ,
maar die door het volk bevolen waren , om als Gezanten naar Rome
te gaan. Ondertusschen hebben de F r ie z e n niet alleen zorg gedragen
voor hunne eigene vrijheid , maar ook voor die van hunne naburen,
die zij altijd met hulpbenden hebben bijgestaan, als zij hunne vrijheid
zöchten te handhaven; ja wat meer is, zij zijn de voornaamste aanra-
ders geweest, om een verbond te maken tot verdediging der gemeene
vrijheid, hetwelk uit dien hoofde den naam gekregen heeft van Fränkische,
of vrijheids-verbond, hunnen eigen naam tot zoo verre altijd
bchoudende, dat zij dien, als de Franken nu meester van Gallie waren,
wijd en zijd onder de naburige volken hebben uitgebreid.
De F r ie z e n waren van ouds een strijdbaar volk en hunne grooten
of edelen zeer tot den oorlog genegen. De Prins was gewoon degene,
die zieh binnen- of buitenlands op eene uitstekende wijze gekweten
hadden, een paard en eene spies ten geschenke te geven. Om die eer
deelachtig te worden , ontzagen zij zieh niet, hun lijf en leven in het
"uiterste gevaar te wagen ; in tijd van binhenlandschen vrede , trokken
zij naar andere gewesten , om daar den oorlog te voeren. Hunne voornaamste
afgoden waren: Zon, Maan, W o d a n , F o s t of F osta en B adu-
h en n a , aan welke zij een bosch hadden toegeheiligd , ook Baduhenn
genaamd. Aan W odan schijnen zij , op sommige plaatsen , menschen
te hebben geofferd. Het was hun toegelaten , wanneer zij daartoe
eenige reden meenden te hebben , zieh van hunne pas geboren hinderen
te ontdoen, en die om het leven te brengen, zoolang zij nog
niets genuttigd hadden, doch anders niet. Als het gebeurde, dat
zulk een kind naar het water of eenig vat , om het daarin te verdrinken
, gedragen werd, en dat iemand daaromtrent het kind een
weinig honig, melk of iets anders in den mond stak, durfden zij
het niet dooden. Weinig zekers heeft men echter deswege , en hunne
geschiedenis schijnt met vele fabelen te zijn opgesierd. Dit kan men
nogtans voor waar aannemen, dat zij langen tijd onder het heidendom
gebleven zijn, dat zij zieh hardnekkig tegen de invoering van het
Christendom verzet hebben, en dat zij de Chistenen zelfs hebbenver-
volgd. Eerst kort na het jaar 700 begon men in Friesland het Evan-
gelie te prediken , doch in den aanvang en nog langen tijd daarna met
weinig vrucht.
De F r ie z e n plagten geplaagd te worden door de verwoestende invallen
der Noorinannen en Denen. Waarschijnlijk is de naam van F r ie z en
aan de volken of kustbewoners tusschen den Sincfal en de Kinhem ge-
geven , om dat die naam in eenbijzonder groot aanzien was, wegens de
beroemde strijdbaarheid der F r i e z e n , hetzij omdat die naam genomen
werd voor vrij of immers voor eenen zweem daarvan, en een ieder
de guide vrijheid behagelijk vond. N?-Jat de naam van Holland in
gebruik was gekomen , hebben de schrijvers de < namen van Holland
en Friesland dikwijls voor einen en denzelfden genomen, omdat,
volgens S. v a n L e e uw e n (1), het grootste deel van Holland het
naaste bij Friesland lag, maar ook omdat het noordeljjke gcdeclte den
%
(i) Batavia, Illm lr a ta , fol. 40,
naam van West-Friesland bleef voeren; waarom ondcrscheidene oude
schrijvers de berste Graven van Holland, Graven van Friesland hebben
geheeten. De dragt'en kleeding der oude F r ie z e n was ten tijde
der Romeinen, bij winter en zomer, eene beestenhuid om het lijf,
maar, bij toenemende beschaving allengseene andere kleeding aangeno-
men hebbende , hebben zij eeuwen lang hunne dragt niet veranderd. Zij
droegen siechte hozen of rolkousen, waarop, boven de knien eenige uitge-
tande koorden genaaid waren. Deze hozen gingen gemeenlijk opwaartstot
aan hun midden en waren zeer eng om de heenen , het wambuis was kort
en werd met groote zilveren , ook wel gouden haken , aan elkander vast—
gemaakt. Over het wambuis en de hozen droegen zij eenen rok , welke
bijna aan de knien kwam, met wijde mouwen ; voor de borst was een klein
vierkant wollen lapje, met kleine vouwen zamengetrokken, dat sommigen
met gouden, anderen met zilveren strepen deden bezetten , naar ieders
vermögen. Hunne gordels waren gemeenlijk van zilver, sommigen verguld,
grooterof kleiner, dikker of dünner naar den Staat der personen. Eenige
droegen läge, uitgesnedene schoenen met zijden banden, om den voetzamen
gebonden, andere hooge schoenen , met schcrpen of spits omgekromden
tip, even als dehedendaagsche schaatsen. De hoeden , zoo van edelen,
als onedelen , waren gemeenlijk laag, van de edelen of vermögenden met
zilveren of vergulde haken opgedaan; het gemeene volk gebruikte zijden
linten of snoeren. De vrouwen droegen overrokken met diepe vouwen,
van beneden tot boven toegehecht,- waarop uitgesneden bovenlijven ,
overal bezet met gouden , zilveren of vergulde spangen, sommigen
rond, anderen vierkant. Regt voor de borst hadden zij eene Vierkante
plaat van verguld zilver , waarop eenige beeldjes of andere fraaijigheden
uitgestoken waren. Sommigen hadden verheven werk in de gedaante
van eene roos; haar hoofdhulsel was zeldzaam; het ontbrak aan geene
gouden of zilveren versierselen.
Dat de Friesclie natie een magtig volk is geweest, getuigen alle de
van hen sprekende geschiedschrijvers. Zij hebben vele bloedige oorlogen
gevoerd zoo ODderling, als tegen hunne naburen , en zonderlinge dingen
tot instandbouding hunner vrijheid gedaan , waaromtrent zij altijd zeer
naijverig zijn geweest, als die boven hun leven schattende. Het is
waar, dat het geluk hun niet altijd heeft begunstigd. Het tegenwoor-
dige Friesland vooral heeft dan eens het juk der Romeinen, dan dat
der Franken, dan weder dat van Beijeren, vervolgens dat der Sak-
sen, en eindelijk dat van Bourgondie moeten dragen , maar steeds zijn
zij grootendeels het weder ontworsteld, en hebben zieh in hunne vrijheid
hersteld. Omtrent 100 jaren voor Christus geboorle zouden , onder de
regering van U b b o , derde Prins van Friesland, de Cimbren , die door
eenen watervloed gedwongen waren hun land te vertaten, eenen togt
door Duitschland, Frankrijk en Italie gedaan hebben, waarbij ook vele
F r ie z e n zouden geweest zijn , bij welke gelegenheid zij de Romeinen
zouden aangegrepen, en eerst den Veldheer S il a n u s uit zijn leger ge-
slagen , daarna M a n il ie s en ten laatste C « p io overwonnen hebben. Andere
schrijvers stellen dien togt of watervloed vroeger ; anderen maken
er meer togten van.
De Oude Friesche taa l, die nog op de meeste plaatsen van het hedendaagsche
Friesland, onder de landlieden, gesproken wordt, is eene
spraak welke , als een weinig verbasterde Ond-Germaansche taaltak,
niet het Angel-Saksisch , IJslandsch en Deensch overeenkomst heeft,
en door de taalkundigen als de moeder van het Nederlandsch beschouwd
wordt.