sehe gewesten. De Saksisclie heerschappij in F r i e s l a n d , welke niet
meer dan zeventien jaren geduurd heeft, is intusschen vol onrust
en verwarring geweest, uit lioofde van den tegenstand, dien Hertog
A l b r e c h t , bij de aanvaarding zijner regering, overal ontmoette. De
Schieringers namelijk waren de eenigen , die hem deze heerschappij
hadden opgedragen , en deze vermogten gecn verdere opdragt te doen‘,
dan ten opziglc van het kwartier W e s te rg o o , waarin zij tot dus
verre de overhand hadden. De inwoners der twee andere kwartieren,
Oostergoo en Zevenwouden, waren echter tot niets minder ge-
zind, dan om hunne vrijheid aan eene willekeurige magt op te offe-
ren. Bij ’s Herlogs overkomst was alzoo zijn eerste werk, de beide
andere kwartieren, door geweld van wapenen, tot onderwerping te
dwingen, en zulks te meer, daar hij , in het volgende jaar 1499,
door Keizer M a x im ilia a n I , op de rijksvergadering te Friburg, niet
alleen in het Erfpotestaatschap over Friesland werd bevestigd, maar
hem ook, door dienzelfden Keizer, deze waardigheid over de naburige
provincien Groningerland en D rent he scheen te zijn opgedragen,
in welke laatstgenoemde gewesten hem veel sterker tegenstand, dan
in F r i e s l a n d zelf, geboden werd, omdat de Keizer tot zulk eene
hcschikking over die landen geen het minste regt had: weshalve
A l b r e c h t , ten einde de Groningers en Drenthen te verwinnen , een ver-
drag aanging inet E d s a r d , Graaf van Oost-Friesland, die zijn krijgsvolk
terstond bij dat des Hertogs voegde, om gezamenlijk hun oogmerk te
bereiken. Hertog A l b r e c h t , middelerwijl, te midden dezer onlusten , in
1800, te Emden overleden zijnde, werd door zij nen zoon H e n d r ik op-
gevolgd, welke jonge Yorst, door kwade raadslieden daartoe aangc-
spoord , de Friezen met te groote gestrengheid behandelde, en daardoor
het geheele volk tegen zieh in opstand bragt, hetwelk hem bewoog, om
het gebied over F r i e s l a n d , in 1804, over te geven aan zijnen ouderen
broeder Herlog G e o r g e . Deze Yorst zag echter weinig of geen hoop,
om deze jirovincien onder zijne magt te brengen , voornamelijk sedert
de vriendschap met Grave E d s a r d te eenemale verbroken was, doordien
de Groningers, in 1806, dezen laatsle tot hunnen schutsheer hadden geko-
zen, en vooral sedert K a r e l , Hertog van Gelder, zieh, ten voordeele
der Groningers , met die zaak bemoeide. Daarbij begrijpende , dat zijne
Saksische erflanden door dezen oorlog werden nitgeput, nam hij einde-
lijk, in 1818, het besluit, om zijn verrneend regt op de heerschappij
over deze landen aan K a r e l , Aartshertog van Oostenrijk, zoon van F ilips
den Schoone, af te staan. Hertog G e o r g e genoot, ingevolge het ver-
drag, voor dezen afstand 10 0,0 0 0 Rijnsche guld. (180,000 guld.),
welke som echter in geen vergelijking kwam bij de zware onkosten,
welke alleen het zeventienjarig bezit van het Westerlauwersche F r i e s l a n d
hem veroorzaakt had; weshalve men bij het vertrek der Saksen plagt
te zeggen :
Friesland mag wel Fresland heeten :
Het heeft Saksen en Meissen opgegelen.
Nadat dit verdrag van afstand door K arels grootvader, Keizer
M aximiliaan I , bekrachtigd was, zou het Hdis van O o s ten r ijk reeds
terstond in het volle bezit dezer landen gekomen zijn , indien de Groningers
, die in deze beschikking in geenen deele wilden berusten,
niet eerst tot hunnen Schutsheer hadden aangenomen E dsard , Graaf
van Oost-Friesland, namelijk van 1808 tot 1818, en daarna Kar
e l van E gmond, Graaf van Gelder, te weten van 1818 tot 1830;
welke laatste Vorst, een bitter vijand en benyder van de dagelijks
meer aanwassende magt van het Oostenrijksche Huis, den oorlog tegen
den Aartshertog K arel met alle magt bleef voortzetten ; niettegen-
staande zelfs zijn bondgenoot E dsard , Graaf van Oost-Friesland, door
wien hij eerst tegen de Saksen te hulpe was gcroepen , zieh reeds, in
1817, met K a r e l , Aartshertog van Oostenrijk, die intusschen Koning van
Spanje geworden was, verzoend had. Deze oorlog bleef alzoo voortduren,
tot in het jaar 1836, toen K a r e l , Hertog van Gelder, oud van dagen en
wars van alle de tegenspoeden , welke zijne wapenen overal vergezel-
den , -zieh eindelijk met K arel van Oostenrijk, die inmiddels, onder
den naam van K arel V , Keizer geworden was, bevredigde; nadat hij
reeds in 1824 verpligt was geweest, zijne krijgstroepen uit F riesland ,
Groningerland en D re n th e terug te roepen. Van toen af heeft
hij gemelde landsebappen aan K arel Y overgelaten, die toen Erfheer
van F riesland en Overijssel werd, en door de provincie Groningen,
in 1836 , ook tot erfheer gekozen werd, maar speciaal als Hertog
van Braband , Graaf van Holland en erfheer van F riesland en Overijssel.
Bij den afstand van de regering door K arel V aan zijnen zoon
F il ip s I I , zijn deze provincien, even als de andere Nederlandsche gewesten
, onder de Spaansche heerschappij gekomen. De Stadhouder,
die destijds, in naam des Keizers , over F riesland tusschen het Vlie
en de Eems, of liever over F riesland , Gron in g e rla n d en D r e n th e ,
welke drie landschappen toenmaals aan den zelfden Stadhouder onder-
hoorig waren, het bewind kreeg, was G eorge S chenck van T od ten bd rg rj
die, in 1840 overleden zijnde, daarin door M aximiliaan van E gmond ,
Graaf van Buren, schoonvader van Prins W illem I , werd opgevolgd.
Na het overlijden van dezen laatste, in het jaar 1848, volgde J an de
Tiigne , Graaf van Aremberg, die, den 23 Mei 1868, in den slag bij
Heiligerlee gesneuveld is. ln 1869 werd K arel de B rim eu , Graaf
van Megen, in zijne plaats aangesteld ; op dezen volgde G il l is van
Barlaim ont, Heer van Hierges, in 1872, en in 1874 de Spaansche
Overste C aspar de R obles , Heer van Billy, lnmiddeis hadden de
Friezen geen minder reden dan de inwoners der andere gewesten,
om zieh over de Spaansche heerschappij te beklagen , als wordende
in alle hunne vrijheden, zoowel in hunne burgerlijke als godsdien-
stige voorregten, steeds hoe langer hoe meer gekrenkt. K arel V en
alle andere Vorsten van het Oostenrijksche huis , toen het magtigste
van geheel Europa, waren niet tevreden met den titel van Heer of
Erfpotestaat, zoo als de Saksische Prinsen zieh in het tegenwoordige
F riesland genoemd hadden, en welke niet meer wilde zeggen dan Erf-
stadhbuder, maar begeerden Souvereinen te worden ; terwijl zij , wat
F riesland betreft, hun regt op die provincie daarop grondden, dat de
«raven van Holland , in vroegeren lijd de provincie F r ie s l a n d , zoo
als hier voor gezegd is, weleens overheerd hadden. Het groote oog-
nierk was alleen om, onder dit voorwendsel, eene volstrekt willekeurige
heerschappij , zoowel hier als in Spanje en in hunne andere erflanden , uit
ie oefenen , waaraan de vrije Friezen zieh echter nimmer gewennen konden.
Daardoor namen de onlusten dagelijks toe. Ofschoon de Hervorming in de
godsdienst bereids zoo ver was doorgebroken , heeft geheel F rie sla n d zieh
Riet gelijktijdig met de zes andere provincien, den 1 Februarij 1879,
hij de Utrechtsche Unie gevoegd. De vertraging daarvan had men
voornamelijk te wijten aan G eorge van L alain g, Graaf van Rennenberg,
*he, alhoewel na de geslotene Pacificatie van Gent, in 1876, krach-
tens welke alle de Spaansche Soldaten, met hunne bevelhebberen ,
“it land moesten verlaten , in 1877 , in naam der Algemeene Staten , tot