jaartal afleidende, dat hel eene munt was, uit de aldaar in 161S ont-
dektc stad, terwijl meer doorzigtige mannen anders oordeelden. Men
meent dat deze penningen, soortgelijkc zijn , als die , welke thans nog
op de Moorsche kust in omloop zijn, en aldaar Blanquiles zijn gehee-
te n ; terwijl het jaartal 1182 het jaar der Hegira aanduidt, overeenr
komende met het jaar 1768 van onze tijdrekening. Waarschijnlijk
zal er eenige jaren voör de ontdekking dier penningen , een schip ge-
strand zijn, hetgeen ze aan boord gehad heeft. Nopens de gehalte dier
penningen wordt berigt, dat zij uit zeer goed zilver bestonden, en
door de zilversmeden gaarne opgekocht werden.
Bij het uilbarsten van den oorlog met Engeland, in het jaar 1781,
waren ’s Lands Staten zeer bezorgd voor dit eiland , en legden er dicns-
volgens eene voldoende bezetting, welke liij de burgers ingelegcrd werden
; doch voor welke, in den nazomer van dat zelfde jaar, te G oed eb
e e d e en le Ouddorp kazernen zijn gebouwd, wordende tevens längs
de kust batterijen aangelegd , en de stad G o e d e b e e d e zelve door palis-
saden en barrieres ingesloten en met geschut gewapend. Deze batte-
rijen, door den vrede in verval geraakt zijnde, werden bij de versndering
van zaken in Holland, na bet jaar 1794, weder bcrsteld, en vooral
tijdens de inlijving in het Fransche Keizerrijk zeer versterkt, zijnde
er toen ook daarop ssinposten geplaatst. Door dit alles heeft dit
eiland veel moeten lijden , en vooral in het laatste tijdperk, zoo uit-
boofdc van zware inkwartiering van Fransche militairen , als het verschaffen
van zware kustkanonnen, rolpaarden, fourage , enz. Bo-
vendien kostte de bezetting door de Franschen in bet jaar 1811 eenen
ingezeten van G o ed e b e e d e het leven , welke, van verstandhouding met
de Engelschen beschuldigd, eenen geweldigen dood heeft moeten onder-
dergaan. Dadelijk na de bevrijding van Nederland , zijn de ingczetenen
van dien last verlost, de batterijen van geschut ontbloot, en de
kazernen , in het jaar 1814 publiek verkocht.
. Het wapen van G o e d e b e e d e bestaat uit een veld van goud, heladen
met eenen burg, overdekt met eene koepel van keel (rood), en hebbende
ter wederzijde een anker van sabel (zwart), soms alleen een anker
van sabel (zwart), op een veld van goud.
GOEDEBEEDE (GAT-YAN-), w'ater ten Z. van de prov. Zuid-Hol-
land. Zie G o e b e e sc b e - G a t .
GOEDEREEDE (LAND-VAN-), voorm. eil., prov. Zuid-Holland,
het zuidwestelijkste gedeelte dier prov. uitmakende. Zie G o ed e b e e d e .
GOEDEREEDE-EN-OYERFLAKKEE, eil., prov. Zuid-Holland, van
hetwelk het het zuidwestelijkste gedeelte uitmaakt, arr. Brielle, kant.
Sommelsdijk , wordende len N. door het Goereeschcdiep , ten N. 0.
door het Haringvliet, ten 0. door het Yolkerak, ten Z. door de
Jframmer en de Bieningen, en ten W. door de Noordzee bespoeld.
V66r het jaar 1751 inaakte het de twee eilanden Goedereede en
Overflakkee u it, welke geene andere gemeenschap hadden, dan
over de met laag water bloot komende slikken , waarin twee gaten,
het eene genaamd de S ch o rre z e e , gelegen tusschen het eil. G oedeb
e e d e en het Stellegors , helwelk het ondiepste was , het andere genaamd
de H a ls, en gelegen tusschen dit gors en het eil. O v eb f l a k -
k e e , hetwelk de eigenlijke scheiding tusschen O v e b f l a k k e e en G oedeb
e e d e uitmakende, met hoogwater voor schepen bevaarbaar was. De
overtogt over die slikken, was echter zeer gevaarlijk, want men moest
altoos het laagwater afwachten , en soms voor hen , die geene goede
tijdrekening maakten of door tegenheden op deu overtogt zieh langer
moesten ophouden dan gewoonlijk, zeer noodlottig. Geen wonder,
dat men bedacht was, om eene meer veilige overtogt daar te stellen.
Dit had plaats in den jare 1751, in welk jaar van wege het gemee-
neland van Holland een dam werd gelegd, die de eilanden G o e d e b e e d e
en O v e b f l a k k e e aan elkander hechten. Deze dam sloot met het eene
einde aan den Grooten Zuiderpolder , gaande eerst tot op zekeren
afstand oostwaarts , vervolgens zuidoostwaarts aan het voornoemde
Stelle gors, voorts in dezelfde raaijing van hetzelfde gors , al verder
zuidoostwaarts tot op eenigen afstand van den Nieuwkraaijerpolder , zijnde
Kraijenisse toen nog niet bedijkt, van waar hij nagenoeg met eenen
regten hoek omzwaaide, en aan Roxenisse geslolen werd.
Door het leggen van dezen dam, was de gemeenschap met beide
eilanden wel veiliger, doch niet volkomen , vermits hij niet boven
den vloed opgehoogd was. Evenwel heeft dit die uitjverking gehad,
dat er aan de noordoostzijde eenige aanwassen zijn ontstaan , waardoor,
bij de opgevolgde bedijking van Stellendam, eene groote verandering in
de gesteldheid dezes eilands is veroorzaakt. De aanwassen , waarvan zoo
even is gesproken, en die ten noordoosten van den dam gelegen zijn.
zijn op den 23 April 1765 door de Staten van Holland aan particulieren
overgegeven , om binnen den tijd van 3 6 jaren en volgens zekere li-
miten te bedijken, mits den dam ouderhoudende, en voorts alle ver-
dere onkosten voor hunne rekening nemende , zijnde Stellendam tevens,
bij octröoi van denzelfden 23 April 1765, tot eene ambachtsheerlijkheid
verheven. Nog in datzelfde jaar werd de dam verhoogd tot boven de
gewone vloeden, en men trok dien op eene vlakke hoogte door over het
Stellegors;, sluitende aan Kraaijenisse, in plaats van (zoo als hiervoren
is gezegd) aan Roxenisse, omdat, sedert het jaar 1751, Kraijenisse
bedijkt zijnde, zulks voordeeliger uitkwam. De eerste bedijking in
deze aanwassen heeft plaats gehad in het jaar 1769, zijnde alstoen
de Adrianapolder ingedijkt. Deze overstroomde in hetzelfde jaar; werd
in het volgende jaar herdijkt, en toen längs de oostzijde afgesneden ,
hetwclk nog aan de ligging van dendijk, bij de woning Koornlust,
te zien is, welk gedeelte naderhand in den Eendragtpolder is ingesloten.
De gemelde polder sluit zieh aan den Grooten-Zuiderpolder,
onder Goedereede behoorende; en is alzoo de eerste, welke het
eiland Goedereede nader aan O v e rfla k k e e heeft gebragt. Hij
ontleent zijnen naam van de echtgenoote des toenmaligen Ambachts-
heeren Mr. I b a n C a o , en is groot 424 gemeten 12J roed. (ongeveer
195 bund.) kostbaar land. Tot nog toe bestond er tusschen de eil.
Goedereedeen O v e rfla k k e e geene andere gemeenschap, dan over
den gelegden en nader verhoogden dam ; maar, in het jaar 1780,
is de Eendragtpolder ingedijkt, strekkende van den Adrianapolder
längs den dam, en sluitende aan den eersten pold. in O v e rflak k e e,
Kraaijenisse genaamd. Hierdoor werden de beide eil. aan elkander
gehecht, en het is van dat tijdstip af, dat Goedereede en Overflak
k e e konden gezegd worden ein eiland uit te maken. Deze
polder is zijnen naam verschuldigd aan de Eendragt , welke wegens
het doen der bedijking, onder de belanghebbenden heerschte; hij
is groot 1260 gemeten 73£ roed. (ruim 578 bund.) kostbaar land.
Eindelijk zijn, in het jaar 1803, de laatste aanwassen bedijkt, zijnde
de Halspolder en de Scharrezeepolder. * Dezebedijking had reeds
vroeger moeten plaats hebben, dewijl, zoo als hier voren is gezegd , de
aanwassen binnen 36 jaren moesten ingedijkt zijn , volgens het vroeger
octrooi van het jaar 1765 ; maar uit höofde van den toenmaligen oor