worden op dit ons Drentherwoud of G o o r eg t , als vroeger daarvan af>
gescheiden. Deze beide giftbrieven zijn , bij gebrek aan berigten nit
zulk een verwijderd tijdvak, moeijelijk te vereenigcn, en kunnen dit
misschien ook alleen daardoor, dat het Comitatus de Thrente, in den
brief van 1024 geschonken , gebeel Drenthe bevatte, met uitzondering
▼an.de daarin reeds bestaande specielle regtsbannen. Immers van dien
aard waren Uphelte , TV itthelte en Pithelo , in Comitatu Thrente gelegen
, welke werden afgenomen van U l f o en zijnen breeder, en geschonken
aan de Utrechtsche St. Martenskerk, bij eenen brief van denzelfden
dag, als waarop de voorschreven brief van 1040 is afgegeven, wordende
in beide de diplomata deze specielle regtsbannen of landstreken praedia
genoemd. In dat geval moet men , met A l t in g , aannemen, dat bet
G o o r e g t , ofschoon in het landschap Drenthe gelegen, reeds lang vöör
1040 een afzonderlijk praedium was , hetwelk alzoo in 1024 niet be-
grepen kon zijn onder de gift van het Comitatus de Thrente, even min
als Uphelte, Wilthelte en Pithelo, ten zelfden jare en dage, aan
clezelide kerk geschonken (1). Voorts merken wy. alleen aan, dat de
Bisschoppen van Utrecht de stad Groningen zelf onder die gift hebben
zoeken I« betrekken , en ook werkelijk korten tijd in het bezit daarvan
geweest zijn $ dat die Kerkvoogden hunnen Ambtenaar over het G o o r e g t .
ook den titel gaven van Burggraaf (Prsefectus) van Groningen, hebbende
zijnen burg en zetel in Groningen $ en dat de titel van Burggraven
in Groningen nog lang is behouden 7 na dat zij hun gezag in de stad
reeds verloren hadden.
Na het uitsterven der G r o en en b er g en , welke deze waardigheid lang
erfelijk bezeten bebben , namen de Heeren van S e l w e r t , anders de op-
volgers in hunne goederen , dezen titel niet aan , waarschijnlijk om
den Raad van Groningen te behagen; ja zelfs was B a r t e l d v an S e l w e r t , in
het jaar 1545, Burgemeester van Groningen. Dit schijnt de reden te
zijn, waarom het kapittel van Utrecht, ten jare 1352, H e n d r ik van
S e l w e r t wilde verpligten , de brieven, wegens bet leen van liet .regts-
gebied der stad Groningen, te vervolgen $ het geen die Heer aannam,
alleen voor zoover zulks in zijne magt zoude staan en wel binnen eenen
bepaalden tijd. Dan dit heeft geen gevolg gehad ; immers bij het
huwelijks verdrag van I da , H e n d r ik s eenigste kind, ten jare 1360,
beet het alleen : mit den huse und mit den herschaft van Selwert unde
mit den gerichte van Gronningenalso als L u d o l f und H in r ic k van
S e l w e r t dar in storven, Maar in den brief van het jaar 1371 , waarbij
de Heeren van Koevorden, met G o d e v a a r t v an den O ld en h a v e , dat ge-
rigt van het domkapittel te Utrecht in pacht verkregen , wordt het
genoemd : het weerlike gerigt ende heerlickheyt , hoghe ende leghe, te
Groningen en te Zelewaert, mit TP olde ende Gho. In eenen brief van
1372, noemt de Bisschop zeker landgoed , als gelegen in den gberichte
van Zelewaerth ende kerspel van Groningen. En in eenen brief van 1591,
nemen I da , de wed. van H e rm a n v a n K o ev o r d en , H e n d r ik v an Z e l e -
w a r d , haarzoon, G o d ek en v an d en H o v e en H e in en van d e r B r u g g h en ,
den titel aan van Regters en Schulten in Groningen. Deze handelin-
geu bewogen den Raad van Groningen, om zell voor hunne stad van
het Utrechtsch kapittel dat regtsgebied te pachten. Zij yerkreeg dat
ook, in het jaar 1392, voor honderd jaren lang, . onder yoorwaarde, om
telkens, na versehenen tijd, op nieuws voor honderd jaren daarmede be-
(1? Men tie den brief ran 1024 en de beide brieyen van 21 Mei 1040 , bij W. H edA : HU#• iJpw®
UUraject., ed. Buchelii , p. 112 , 120 en 121.
leend te worden, en aldus zonder oplioudcn. Het wordt daarin genoemd:
de qherichten ende heerlicheyt tot■ Gronynghen, hoghe ende leghe, byn-
nen ende buten Gronynghen glieleglien, mit Wolde, mit Ghoe. bom-
migen oordeelen echter dat het van de stad zelve duidelijk onderschei-
den wordt in deze zinsnede » ende wij onse personen en boden voors
» (te weten van het Domkapittel te Utrecht) seilen mit onsen goede
»' in der stad van Groningen , en mede in de gerigten en heerlijkheden
» voors, veilig varen duiren , en komen.”
Hoe zeker hü ook de Raad van Groningen door deze handeling meende
te zijn , ontdekte F r id e r ik van B la k k e n iie iis , de een en vijftigste Bisschop
van Utrecht, kort daarna den zwakken grond , waarop die zekerheid
eerust had. Na eerst van het kapittel van St, Maartenskerk , aan welke
het G oor egt geschonken was , het pmedium te hebben overgenomen,
vroeg hi i daarop van de stad Groningen het gepachte , ais onwettig
verkregen , terug. Bij weigering gebruikte hij het regt der wapenen , en.
vorderde daarmede zoo veel, dat Groningen hem, in het jaar 14U5,
weder overgaf het gerigt en de heerlijkheid, geheeten : die Heerschap van
Zeiwerde op Go en Wold, om dat te laten beregten, naar het regt van
oudsher daarop gelegen , waar tegen de Bisschop aan de stad verpachtle ,
» dat gerigte binnen de stad, alsoe te verstaen , dat sy dat hebben
v -sullen binnen der mueren, en'voert zuitwaerts buiten der stad, thent
» der stede toe, daer men dat vredccruis in voertiden plach te setten
» in den vrven marct, ende voert als dat van outs gegaen heft ten
* oosten, ten westen ende ten noorden.” Deze opgegevene zwetten dulden
zonder tegenspraak, aan die uitgestrcktheid lands, welke heden
bekend is onder den naam van de Stadstafel, cn daarover kon de stad
nn een harer hurgeren aanstellen tot Schout, maar deze moest bij des
Bisschops Ambtman in het gerigte van Selwert beeedigd worden, ln
dezen tocstand bleven de zaken , tot dat Groningen in het jaar 14bU,
van D a v id van Bourgondie, den vijf en vijftigsten Bisschop van Utr«iht,
die gebrek aan geld had , dat regtsgeding van Selwerd, op Go e j W o ld
aankocht met de magt, om daarover naar willekeur te beschikken en
de Ambtenaren aan te stellen, en wel voor 1600 gouden Rhijnsgulden
(2240 guld.) in eens , en honderd dergelijke guldens (140 guld.) jaarlijks.
Na de aarineming van den Oostfrieschen Graaf E d za r d , en vervolgens
van den Gelderschen Hertog tot Heer, had de *tad Groningen weinig
aan dit regtsgebied, alzoo de gemelde Vorsten zieh daarover als
Landsheeren gedroegen, en inzonderheid K a r e e , Hertog »an Gelder,
die der stad niet günstig scheen te zijn. Zulks was ook de rede,
waarom Groningen , ten jare 1836 , toen deze provmcie de heerlijkheid
aan K a r e e Y en zijne erven, als Hertogen van Braband, Graven
van Holland en Erfheeren van Friesland en Ovenjssel, opdroeg,
als eene, voorwaarde bedong , dat de Oldambten en het G e r e g t v a u
S e ew e r t aan de stad zouden verblijven. Sedert dien tijd is Groningen
in het gerust bezit van S e l w e r t of het G o r eg t gebleven, en bestuurd
geworden door eenen Ambtman , die verpligt was, alle de raadsbeve-
len in zijnen regtsban te achtervolgen en te doen nakomen. ln pleit-
gedingen en andere burgelijke zaken , gaf hij des vrijdags met twee
Gezworenen, die viermaal in het jaar veranderden , vonms naar het
voorschrift van het Selwerder landregt, van welke vonmssen men be-
roep kon instellcn aan of op den Raad van Groningen. In het lyt-
slraffelijke besliste de Ambtman met acht Gezworenen bij arrest, tot
aan het jaar 1749, sedert welken tijd hunne criminele vonmssen,
even gelijk die van alle anderen Rigteren in dit gewest, onderworpen