kerken heeft en 270 zielen tc lt, als: eene te G e llic um , eene te
Rh enoy en eene te Acquoy.
Bij de vereeniging der gem. van A cq u o y met die van G e llic um -
e n -R h e n o y is , omtrent het beroep van den Predikant bepaald, dat de
Heeren van Gellicum en Rhenoy, twee reizen achter elkanderen, en
. Z. M. de Koning , voor de derde keer het regt van collatie zoude
uitoefenen De eersle , die in de gem. van G e llic um , waartoe des-
tijds R um p t behoorde, het leeraarambt heeft waargenomen,- is ge-
weest Z e g e rd s W i l e e lm i P h a l iu s , die in het jaar 1619 naar Rossum-
en-St.-Andries vertrok; terwijl E v e r u a r d e s R o tg a e iu s , in het jaar 1643.
beroepen, hier stond , werd R um p t, in het jaar 1648, daarvan af-
gescheiden en Rhenoy met Gellicum vereenigd , tot in 1673. De
eerste Predikant, die G e llicum -en -R h en o y bediende , was C h ris -
TOPnoRus v a n R h e e n e n , die in 1669 afgezet werd; de laatste was B a r -
th o lo b e u s ab E n g l is h , beroepen in 1672, en in 1673 naar Oost-
Indie vertrokken. ' In 1623 werden G e llicum en Rh en o y weder
gescheiden en Ge llicum nogmaals vereenigd met R um p t en bediend
door Jo h a n n is a b E n g l i s h , toen Predikant te Rumpt, die in 1687 over-
leed. Deze vereeniging duurde tot in 1690, wanneer R um p t weder
van Gellicum afgenomen , Rhenoy anderwerf daarbij gevoegd , en
Jo h a n n e s G e r a r d ü s T e r K in d e re n daar beroepen werd, vanwaar hij in
1692 naär Acquoy vertrok. De eerste, die wij als Predikant te
Acquoy vermeld vinden , is M ic h ie l v a n d e L o v e r e n , die er in 1614»
kwam en in 1619 naar Waddingsveen vertrok; de laatste, die alleen
in die gemeente de dienst waarnam was A n th o n Ie K o e rb e rg e n , die in
1819 naar Uithoorn-en-Kudelstaart vertrok, waarop Acquoy in 1824
hij G e llic um - e n -R h e n o y is gevoegd, welke laatste gem., sedert
het jaar 1820 , door het vertrek van G e ra rd e s " E r n e s tu s d e Cock naar
Scheveningen vacant was, zijnde toen tot Leeraar voor de drie ge-
meenten beroepen J an E b a n u e l S te in ig ew e g , die in 1833 Emeritus
in deze gem. werd.
GELLICUMSCHE-EN-RUMPSCHE-MARK of Gellicubsche-en-R uhp-
sche-U itwatering , water in den Tielerwaard, prov. Gelderland, Bene-
dendistrikt, arr. Tie l, kant. Geldermalsen.
Het neemt zijn begin aan den Haaftensche-watermolen , loopt, met
eene westelijke rigting, eerst tusschen den Polder-van-Haaften en den
Polder-van-Rumpt, vervolgens tusschen dezen laatsten polder en den
Polder-van-Hellouw, voorts tusschen deze en den Polder-van-Gellicum.
en eindelijk tusschen dezen laatsten en den Polder-van-Herwijnen door,
wendt zieh, aan den zuidwestelijken hoek van den Gellicumschen-pol-
der, noordwaarts, loopt, in die strekking, tusschen den Polder-van-
Gellicum en den Polder-van-Asperen door , om zieh, een half uur be-
westen Gellicum, in de Linge te ontlasten.
GELLICUMSCHE-POLDER, pold. in den Tielerwaard, prov. Gelderland.
Zie Gellicub (P older- van- ) .
GELLIEUM, d. in den Tielerwaard, prov. Gelderland. Zie Gei-
LICUM.
GELLIEUM (HUIS-TE-), adell. h. in den Tielerwaard, prov. Gelderland.
Zie G e l l i c o h (H u is -T e - ) ,
GELLIKUMSCHE-POLDER, pold. in den Tielerwaard, prov. Gelderland.
Zie G ellicub (P older- van-) .
loti GELMERSMA , geh. onder Fivelgo, prov. Groningen, arr., kant.
en 3§ u. Z. W. van Appingedam, gem. en | u. Z. W. van Ten-
Boer, 0 . van Garmerwolde, aan den regteroever van het Damsterdicp.
GELMUIDEN, plattelandst. in Zalland, prov. Overijssel. Zie Ge-
NEMOIDEN.
GELOET , berg in Oost-Indie, op h e t Sundasche eil. Java. ZieKLOET.
GELOK, oud d. in Oost-Indie, op h e t Sundasche eil. Java, res.
Krawang, distr. Pamanoekan.
GELOLO, eil. in Oost-Indie, in den Molukschen Archipel. Zie G i lo lo .
GELOO, geh. in Opper-Gelder, ambt van Montfoort, prov. Limburg,
arr. en 3^ u. N. 0. van Roermond, kant. en \ \ u. Z. van Venlo,
gem. en 3 min. N. van Belfelt; met 12 h. en 80 inw.
GELRE, oude.naam van het voorm. hert. Gelder. Zie dat woord.
GELRE-EN-SIN h. BO, suikerpl. in N ederlands-Guiana, kol. Suriname,
aan de Commetewane-kreek, ter linkerzijde in het opvaren ; palende
benedenwaarts aan de suikerpl. de Eendragt, bovenwaarls aan het
Land van Nieuwzorg; 3242 akk. groot; met 101 slaven. Zij wordt
met eenen beestenmolen bewerbt, en bestaat uit de voormalige plant.
Gelre, welke 300 akk. beslaat, eh S in ab o , welke 2732 akk. groot
was. De Negers noemen deze plaats Ganda.
GELRIA , Lat. naam van het voorm. hert. Ge l d e r , en van de te-
genwoordige prov. Gelderland. Zie die beide woorden.
GELSELAAR , Gelzelaar of Gerselaar , d. in de heerl. Borcvlo, prov.
Gelderland, kw., distr., arr. en 3 u. 0. ten N. van Zutphen , kant.
en 2 u. 0. ten N. van Logchem, gem. en 1J u. N. vai* Borculo, nabij
de Bolksbeek. Men telt er , de onderhoorige buitenwijken daaronder
begrepen , 9 3 h., meest allen met riet of stroo gedekt, zonder orde door
elkander staande, en bewoond door 610 zielen.
De inwoners vinden meest hun bestaan in den landbouw, terwijl
men er vruchtbare koornvelden heeft. Het hierbij gelegene broek,
^waarop voorheen jaarlijks eene menigte ganzen gevoed werden, is thans
onder de grondbezitters verdeeld.
De inw., die hier, op 7 na, allen Herv. zijn, Hinken eene gem.
uit, welke tot de kl. en ring van Zutphen behoort. De eerste, die
hier het leeraarambt heeft waargenomen is geweest H enrichs van H olle ,
dien' wij , in 1611, als Schoolonderwijzer te Borculo, aanlreffen, van waar
hij in datzelfde jaar als Predikant naar Anloo beroepen werd. Het beroep
is eene koninklijke collatie. — De kerk, die even als de toren
zeer oud en bouwvallig was, is in het jaar 1841 geheel vernieuwd,
en den 20 Februarij 1842 weder ingewijd.
De 7 R. K., die men er aantreft, worden tot de stat. van Borculo ge-
rekend. — De dorpschool wordt gemiddeld door een getal van 110 leer-
lingen bezocht. In de nabijheid van dit d. stond in vroeger tijden het
huis Bevervoorde. — De kermis valt in den laatsten Woensdag in
September.
Een gedeelte van Gelselaar wordt, even als een gedeelte van het
naburige G e e s t e r e n , vooral in de laatste jaren , bij herhaling
door overstroomingen geteislerd ; hetgeen moet toegeschreven worden aan
deq , tot afvoer van het water, onvoldoenden Staat der twee hoofdwa-
teringen , de Berkel en de Bolksbeek , welke , zonder zelven verbeterd te
rijn, door de verwijdingen en verbeteringen van de daarop uitloopende
kanalen, het water thans veel schielijker moeten ontvangen , dan het af-
gevoerd kan worden en , ten gevolge van dien. buiten de oevers treden.
GELTERP , op de kaarten meestal enkel onder den naam van T erp
voorkomende, geh., prov. Friesland, kw. IVestergoo, griet. Franekera-
deel, arr. en gj. „ 2 . W. ten W. van Leeuwarden, kant en J u.
Z. 0. van Harlinqen , onder yichhnn en t u. Ihn N. van daar.
IV. Deel. , . 3 3