V. minder in getal zyn, dan die zig over dag vertoo.
nen. Onder de inlandfche of Europifche zyn
Hoofd thans wel eens zo veel Nagt - Kapellen als
stuk. Dag-Kapellen bekend. Na dat men die uit de
Rupfen begonnen heeft te teelen> komen nog
langs hoe meer Nagt-Kapellen te voorfchyn;
dat niet te verwonderen is , aangezien men zei.
den by nagt uitgaat op den Vangft der Infekten.
Onder de Uitheemfche, in tegendeel , hebben
w y , waarfchynlyk om die zelfde reden , tot
nog toe veel meer Dag- dan Nagt-Kapellen,
oncferfchei- De Kentekenen, tot onderfcheiding der Dag-
deSpricten. en Nagt-Kapellen van elkanderen, zyn niet dui-
fter, zo de Heer R e a u m u r aanmerkt. Men
onderfcheidtze , inzonderheid, door de figuur
der Sprieten , het welk die Lighaamsdeelen
zyn in de Kapellen, hoe zigtbaar en uitmuntende
ook, van wier gebruik men nog naauwlyks
t zie ’t tx. een denkbeeld kan maaken f . Men vindt, boven-
stuk: biadz. } verfchillendheden in derzelver figuur, die
deezen Heer aanleiding gaven, om verfcheideGe-
flagten daar van te vormen. Die van het Eerfte
* Antennet a Geflagt noemt hy Geknopte * , om dat z y , toe
digt aan ’t end even dun blyvende, aldaar een
dikken Kop of Knopje hebben; hoedanigen men
in de Witjes en veele andere waarneemt: die
f en maffi* van het tweede Geflagt noemt hy Knodsagtige f ;
om dat z y , van den wortel af allengs dikker
wordende, aan ’ t end ftomp uitloopen: die van
het derde Geflagt kómen met de laatftgemelden
overeen, uitgenomen dat zy platagtig rond zyn, en
co aan ’t end wederom versmallen; gelykende v .
dus eenigermaate naar Ramsboornen f . Zodanige A^ £ EI"
Sprieten hebben die Graskapelletjes , welke hoofd-
men St. Jans beeftjes gewoon is te noemen. sTüKt
Ctrnes Je
Deeze driederley Sprjeten houdt men voor Meikr.
Kenmerken der Dag-Kapellen.
De Nagt-Kapelleu, zegt R e a d m d r , hebben
Sprieten van drie andere Ge Aagten , te
weeten de genen die ik Pnfmatieke f getyJ tcld T Antennes frifmatiheb
, als over de geheelelangte nagenoeg even quss
dik en driekantig als een Prifma, doch aan ’t
end fpits zynde. Haar bovenfte Oppervlakte is
rond, doch het overige beftaat uit twee egaale
vlakke zydea, die onder aan de Spriet famen-
loopen. Het getal der i Leedjes , waar uit de
Sprieten famengqfteld zyn, is in deeze veel groo-
ter dan in die van ’ t eerfte Geflagt. Die van
het vyfde loopen, van ’t begin naar ’ t end toe,
allengs dunner ;» hy npemtze Kegelvormig en
Gekraald*, om dar men gemeenlyk met het bloo- * a fneU
te Oog zelfs kan zien, hoe zy als uit K o r r e l t - 01
jes ,dic tegen elkander digt aangevoegd zyn, be-
ftaan, omtrent als in eén Pacernofter of Ketting
Kraaien. Van deeze Korreltjes zyn *er ron-
dere.efi plattere ; als ook die eenigermaate naar
Wervelbeenderen gelyken, en deeze figuur der
Sprieten is onder de Nagt-Kapellen zeer gemeen.
Die van het zesde Geflagt zyn de genen, welken
men Gepluimde f of Gebaarde noemen kan; f en plumes
doch zulke Sprieten ftrekken meeft tot onderfcheiding
van de Mannetjes der Nagt-Kapellen.
1. Dï e i . XI. Stuk. Men