V. dergelyke Scheeden, die alleenlyk in den aart
XLIIl" der St°ffe > waar uit zy'beltaan, verfchillen
Hoofd- Dus zyn ’er Grasmotten , die de haaren maa-
stuK' ]<en van zekere fyne Wolligheid, welke’erop
eenige Soorten van Gras is , waar door het
Scheedje zig als befchimmeld vertoont. Sommigen
der Eiken maaken de haaren van afge-
kaauwde brokjes van Bladen, die zy metDraa-
den van haar Spinzel famenvoegen. Dit geeft
een veel vafter Huisje, dat fomtyds op een aar*
tjge wys verüerd is en als mer Lyftwerk praalt.
Stukjes Scroo en Vezeltjes van drooge Steden
der Planten, worden door andere Motten tot
de famenftelling gebezigd. Hier door zyn
fommigen van deeze Scheeden ftekelig of als
gedoomd, eneenigen vertoonen zig,in’tklem,
gelyk een bosje Handrottingen.
van steen, Daar zyn andere Motten, die in dedamen- enz. , _ ■
ftelling van haar verbiyf nog veel vafter Bouw-*.
Boffen gebruiken. Men ziet ’er zodanigen,
langs de Muuren van oude Gebouwen, die haar
Scbeedjes maaken, als geheel bedekt zynde met
kleine Korreltjes van Kalk of Steen. Men geeft
* Tevinss deeze wel den naam van Gekaproende * , wegens
\hmT~ de geftalte van haar Scheede, die aan ’t eene
end puntig uitloopt. Deeze Motten aazen op
t Bchen oen Soort van Schurft f , dat aan de Steenen
niet alleen, maar ook aan de Boomen groeit,
en alsdan maaken zy haare Scbeedjes van dit
Schurftagtig gewas zelve. Op dergelyke ma.
nier
nier weeten de Koornmotten de uitgeknaagde v.
Graantjes aan elkander te hechten tot haare
huisvefting. Hoofd-
Alle deeze Motten veranderen op gelyke stuk,
manier , als de Huis- of Kledermottén. Haar Schoonheid
van
Scheedje vallgezet en geflooten hebbende,Kleur,
worden zy een Pop, die vry fchielyk een Kapelletje
of Uiltje uitlevert, waarvan de Schoonheid
dikwils een oplettend Waarneemer, die .
deeze kleine Diertjes door ’t Mikroskoop be-
fchouwt, in verrukking brengt De Wieken
van een groote menigte zyn doorzaaid met
Goud of Zilver, dat in Banden of Perken is
verdeeld: terwyl anderen met de heerlykfteep
levendigfte Kleuren praaien; wordende dit alles
door de Kuifjes of Aigretten en Franjes, waar
mede veelen opgefchikt zyn, nog ongemeen
verfraaid. Zy kunnen dus tot een Zinnebeeld
verftrekken van Geveinsdheid of Bedrog: de-
wyl hier een Slang in *t Gras-fchuilt; aangemerkt
de Schade, welke door haar wordt toe-
gebragt aan het Menfchdom; op ver naa niet
opgewoogen of vergoed zynde door die bevalligheid
voor eens Liefhebbers gewapend Oog.
f234) Mot, doe de Wieken langwerpig Afcb- ccxxxiv.
. Sociëlla graaavo, van voorm voitagtig s van agte- Bondgeren
met een bleeke Streek heeft. n00t'
Het
(234) PhaUntt tinen, Alis oblongis cinereis; antice albi-
dis , poftice StfigJ pallida. Vann Suu. 905, Ed. II. 1359
I. Deel. xi. Stuk. Y y 5