Afdeel ^ eC RuPsie? dat zi§ in de Koppen der Klis-
XLIII. 'fe-planc tuflchen de Zaadjes, onthoudt, isom-
Hoofd- Handig door den Heer R e n s t r o o m , inde
stuk. Verhandelingen der Akademie van Stokholm,
befchreeven. Het fchynt eenigermaate te ge-
lyken naar het Masker der volgende Soort.
ccLXt. faói) M o t, die de Wieken Protetella. . witaptig heeft. met b J J
Teei-Mot. twee bruine Stippen en een omgeboogen
Zuiger.
Deeze Mot, die van de fierke Voortteeling
haaren naam draagt, is aamnerkelyk wegens de
geflalte van het Masker, dat zeer weinig naar
een Rup^ gelykt. Buiten en behalve dat men
niet meer dan de zes Hoornagtige Voorpooten
aan hetzelve waargenomen h^eft,is de gedaante
byna als die van een Schildluisje der Perfi-
ken of Oranjeboomen, in ‘ het voorgaandeStuk
befchreeven, en, indien R e a um u r hetniet
had zien voortgaan , zou hy het voor een
Eytje hebben aangezien. De Verandering, on-
dertufichen, in een Popje en dan in een Kapelletje,
komt met die van deeze Klafle overeen,
De Kool, zó wel als de Hinkende Gouwe of
Schelkruid, die een fcherp, geel Sap uitgeeft,
als men de Bladen of Steden afrukt of kwetft;
ja milfchien ook de Eikeboomen, verfchaffen
Voedzel en Woonplaats aan dit Infekt.
De
(16O PhaUna Tinea, Alis albidis puri£tis düobus fufcis ,
Eingud inflexê f. VALLISN, Kat. t. p. 372. T. 379. Reaum.
Inf. II. T. 25.
De lchielyke Verandering en Voortteeling V.
deedt den Heer R e-aumur agtgeeven op deXLm>
ongemeene vermenigvuldiging, welke plaats Hoofd-
zou kunnen hebben in het Gellagt van deeze
Motten ; niettegenftaande ieder Kapelletje memgvui-
nooit meer dan twaalf en dikwils niet dan ne—ls‘n£'
gen of tien Eytjes legt. Daar de Kapel van de
Ring-Rups meer dan driehonderd, en anderen
wel vyf of zeshonderd Eytjesa op eenmaal, ter
wereld brengen , is doch de Voortteeling van
dit Mot-Uiltje veel fterker; om dat het niet
eenmaal ’s Jaais, maar alle Maanden teelt.
Dus rekent hy, met grond, dat een enkel be-
vrugt Wyfje, in een Jaar tyds, twintigduizend
zodanige Infekten kan voortgebragt hebben,
mids men alleen zeven Maanden van Voortteeling
onderHelIe.
De goedheid van den Schepper, ondertus.
fchen, heeft in de al te groote vermenigvuldi*
ging van deeze Motten willen voorzien. Zyne
Almagt, en onnavolgbaar Vernuft, heeft de Eytjes
niet alleen, maar ook de Maskers en,Poppen,
tot VoedzeJ doen flrekken voor een Soort
van lange Wormpjes, die in kleine Torretjes
veranderen. Dit mag men , nret reden, aanmerken
als een Voorbeeld van de wonder,
baare wegen , die zyne Wysheid ingeflagen
heeft, om het Evenwigt te onderhouden in de
Werken der Natuur,