V. groot er, eD een dat zeer klein is , naar het Ge-
XL|E|El* wric^c roe- Het Agteriyf heeft, van hoven,
H oofd, een geelen Gordel van éénen Ring, die van
8TÜK* onderen niet lamenloopt, en by het Bordftuk
een gedeelte van zulk een Gordel. Dit alles
bevindt zig dus in één van die Kapelletjes,tot
het maaken der Afbeelding Fig. 7 , uit myne
Verzameling gebruikt.
p? Rups.. F r iscH werdt, in *’t Voorjaar, een Infekt
gebragt, het welk Wieken hadt, die doorfchy-
nende waren als der Wespen, en Sprieten van
meer dan veertig Leedjes; zodathy hetzelve,
voor een groote Ichneunion of Boor - Wefp, aan
cene Naald dak. Op die Naald leid het, voor-
enaleer het kwam te derven , eenige Eijertjes,
uit welken vervolgens, toen hy die op verfche
Aarde leide, kleine Rupsjes kroopen, bruin van
Kleur, met roodagtige Haairtjes en geele Knoh.
beitjes. Zy vraten Meel, en knaagden fornwy-
len een gaatje in een Melde - Blad, verbergende
zig nu en dan in de Grond, en komende ’er
wederom uit. Deeze Rupsjes vervelden op haar
tyd, en kreegen eindelyk, op agt Ringen langs
de Rug, nevens de Slagader ,die midden op de
Rug in de langte loopt, Bofchjes van Haairen
of liever kleine Pluimpjes. De andere Haairtjes,
die deeze Rupfen hadden, Ronden op zwarte
Knobbeltjes, waar van wederzyds, met de vier
Pluimknopjes, tien op ieder Rmg van hem geteld
werden: doch op deStaart was ’er niet meer
dan één. Hy verwonderde zig over deeze geftalfialte
der Rupfen, welke derhalve tot die, daar
men den naam van Bordel - Rupfen aan geeft, XLiL*
in Fig. 6. op P l a a t LX X X IV , . afgebeeld, Hi)ol oUfKdt.
moeten behooren.
(34) Kapelletje ,• dat zwart is, en de Wieken
met gevenjlerde Stippen heeft; het1 Agter-
lyf by het EorJiJi.uk groen, de randen der
Ringen rood.
D it, dat zig in ’t Kabinet van de Koningin vaa
Sweeden bevondt, was uit de heéte Lugtftreek
afkomdig.
C35) Kapelletje, dat zwart is en de Wieken
met geele Vlakken beeft; op de voorjlen
drie op de agterjlen twee; bet Agterlyf
met twee boogroode Gordels*
Dit Oodindifch of Chineefch Kapelletje hadt
den Kop zwart, (de Sprieten waren ’er a f‘ geraakt,)
van vooren wit: de Wieken zwart,
de voorden met drie geele Vlakken , waar van
de middelde dubbeld; de ageerden met twee;
het Agterlyf zwartagtig blaauw, met den eerden
Ring rood; dentweedeD en derden blaauw;
dea
(34) Sphinx nigra, Alis maculis fenefems3 A'^doniinis
feil viridi, Segmentorum maiginibus xubiis. M.-L. U. Syfi.
Nat. X .
( is ) Sphinx nigra, Alis maculis lateis.; fuperiorum tribus ,
i uferiorum duobus; Abdomine cingulis binis coccineis. Syjl%
Nat. X.
I.ÜEÏL. XI. STUK, G g 4