A fd e e l .
XLI.
Hoofdstuk.
jBladz. t SS
XCIX. O al at béa. Gemaimer»
de*
van het bonte Argusje, reeds befchreeven f ;
de Wieken zyn van boven bruin met geele
Vlakken, van onderen geel gewolkt; de voorden
wederzyds met één Oogje getekend , de
agterften van bpvep met drie, het derde dik-
wils blind zynde ; van onderen, in plaats van
Oogjes, met witte Stippen.
In ’t Gras der Zuidelyke deelen van Europa
en van Barbarie onthoudt zig deeze Kapel, die
omftreeks Parys ook gemeen is , in de Maanden
July en Auguftus, wordende van G eof-
i'RO ï Tircis genoemd. De Rups komt overeen
met die der meefte andere, Gras-Kapellen;
dat z y , naamely k , niet Haairig of ruig is , op ’t
bloote Oog, en tot de Verandering zig op gaat
hangen ,het welk dan een hangende Pop maakt,
gelyk die der Gedoomde R'upfcn: hoewel het
Popje ODgelyk dikker is naar zyne langte. Men
vindt dit alles by Reaumur afgebeeld.
(99} Nimf-Kapel, die de Wieken getand, wit
en zwart bont beeft, de voorften van onderen
met één Oogje , de agterften met
vyf) die als verfleeten zyn.
Van W i l k e s wordt deeze Kapel genoemd
de Gemarmerde, en inderdaad haare fraaije te*
ke-
(99) !Papilio Nymphalis Alis dentatis albo mgroque variis,
fiibtus primoribus Ocelio unico, pofücis quinque oblbletis»
P e t . Muf. 33. 30-u/r. 1 , f . j .R A J , /«ƒ, H$, n, <?,W a s
51, Tt 3, b
. jcening, 0p den-bovenkant der Wieken , geeft
reden°tot dien bynaam. De Rups, zegt hy ,
is geel; zy vervelt viermaal en eecGias. Drie
waren ’er in Poppen veranderd, den 1 4 , 3°
Juny en 4 July des. Jaars 1748 , waar uit de Kapellen
voortgekomen zyn den n , 23 en 27
Ju ly , en dus in zeven en twintig, vier en twintig
en drie en twintig Dagen.
Het komt my zeer onwaavfchynlyk voor, dat
de Kapel van Fig. 9 » IQ» °P Taf* in
’t Vierde Deel van S eb a , de Galathéa zou
zyn. De tekening, immers, verfchilt oneindig
, en die Kapel was een Weftindifcbfc, daar
deeze Soort, volgens L i n w ü s , zig in
Duitfchlaad en de Zuidelyke deplen van Euro~
pa onthoudt; zynde , zo Doktor Sco po li
waarnam,op onbebouwde plaatfen in Karniolie
niét zeldzaam. ...... L
De grootte is , omtrent, als het kleine Witje.
De Wieken zyn getand; van boven , niet
onaartig , Vlakswyze geelagtig , wit en zwart
bonf, van onderen bleeker, alwaar alleen, de
Oogjes üaan, die als verfleeten zig vertoonen.
Men vindt ’er, op de voorden, naar den buitenhoek
één;.op de agterften twee en drie;
waar van het gene digtft aan ’t Agterlyf ftaac
dubbeld is. De Sprieten zyn , van onderen *
toodagtig, aan de, tippen.
Van deeze Kapel geeft G e o f e r o y , die
dezelve omftreeks Parys waargenomen hadc, de
Afbeelding onder den naSm van le Dtmi-Deuil
V.
A fdeel
XLI.
Houcd*
STUK,