V.
A fdeel.
X L III.
H oofdstuk.
LtX.
Strix,
Rouw*
Kapel.
LX.
t'V- Inkhoorn. tje.
de groote Baardjes, die het heeft, en welke
’er als een Snuit aan maaken, den nevensgaan-
den bynaam krygt. Het gelykt, in gehalte,
zeer veel naar het Kroonvogeltje, en was van
een gladde groene Rups met witte Streepen,
op de Wilgen zig onthoudende, voorrgeko*
men (*%
B O R S T E L S P R I E T E N .
Die geen blykbaaren Zuiger hebben.
(59) Nagt-Kapel met ongepluimde Sprieten,
die geen Zuiger .vertornt ; hebbende de Wieken
uitgebreid, van gelyke Kleur, witdgiig
met zwart Netswyz,e doorweven en gewolkt.
Dit is de gene, die men gewoonlyk de
Rouw-Kapel noemt, zynde van de allergrootsten.
Die, welke Juffrouw M e r ia n af beeldt,
is negen Duim breed en drie Duim langs het
L y f gemeten. Zy komt voort van een groote,
dikke , kaale Rups , die zwart is met groene
Banden, en op de Gittegom-Boomen aaft.
(60) Nagt-Kapel met ongepluimde Sprieten,
; J die
(*) Vuurt. Snee. Ed. II. p. 305, N. 1146.
(!>9) PhaUna Titchta elinguis , Alis patulis concoloribus
albidis, nigro xeticulatis nebulolisque. M. L. U. Mek. Sur.
20. T. 20.
(60) phaUna Noctua elinguis, Alis reverfïs mfö-cinereïs,
Fafciis linearibus duabus luteis flexuoiïs. RAi?, *4 3 , stoefy,
i749i
die geen Zuiger vertoont, hebbende de Wieken
agterfte■ voor, rósagtig Afchkleurig, met
twee geele bogtige Streepswyze Banden.
Zeer zeldzaam komt, in Europa , de Rups
voor van deeze Kapél, die eene zo zonderlin*
ge Gehalte aanneemt, dat men z e , met reden,
het Inkhoörntje mag noemen. Zy is kaal,
Oranjekleurig , en heeft vier Pooten, van de
voorben, wanfehapen lang: aan het agter-end,
in plaats van Pooten, twee Borhelagtige Hoorntjes.
Niettemin heeft zy de gewoone agt
Vleezige Pooten aan het Èyf. Het fchynt, dat
deeze Rups op de Hazelnooten, Beuken, en
Berken, aaze.
(di) Nagt-Kapel met ongepluimde Sprieten,
die naauwlyh een Zuiger vertoont, hebbende
de Wieken 'afioopende Afchgraauw ; aan de
tippen met èén omtrent Oogswyze Vlak, die
geel is.
DiE G e e r hadt deeze genoemd; „ Uil die
de Sprieten met Kwahjes Haair Pluimswyze
„ gebaard heeft ( * ) , zonder Zuiger, donker
Paarl-
1749- P- rS2t T. 4. f. 10*14. Uddm. D ij. 61. ALB. laf.
T. 58. Roes. laf. III. T. 12.
C61) PhaUna HtHua fubelinguisAlis deflexis cinereïs,
apice macula fuboceiiati flava. Goed. Inf. I. T. 34- LRISCh.
la f XI. T. 4. List. Goed. f. 35. DE Geer. laf. 1. T. 13. f.
14-19. Mer. Uttrop. T. 14a. Roes. la f I. Noft. Phal. i j , T.
14. ALB . l a f 23. f. 33. WilK. Pap. 21. T. 3- a S.
(f) Dewyl de Mannetjes van deeze Kapellen weezentlyk
I. Deel. XI. stuk. Q q 5, ge*
V.
A fd ee l .
X L III.
Hoofdstok.
Lxr.
Biicephala.
Wapen* diaager.