V. X X V II. van dat Werk, Fig. i r , 1 2 , bedoeld
A ™ wordt, zo moet de Kleur zeer verfchooten zyn
IIOOFD
STUK.
geweeft; want de Kapel, die men daar heeft,
was flaauw bruin, niet zwart; het welk egter
die van Tab. X L I , Fig. 2 1, 2 2 , zou geweeft
zyn: des ik niet begryp, waarom deeze een
Variëteit van de Pammon genoemd worde.
Ondertuffchen ontbreeken alle de Staarten der
Ondervleugelen, t’eenemaal, in die Afbeeldingen
: ’t welk fommigen als een verfchil der
Sexe aanmerken. Ik hebze’er inde mynen aan.
IX.
ESUmus.
X.
AwhiftS.
(9) Ridder-Kapel met de Wieken een weinig
gejlaart, wederzyds bruinagtig; devoor-
ften met een geele Vlak , de agterjlen
met een rojfe Vlak aan den Aars.
Deeze en de twee volgende zyn afkomftig
uit Amerika. Over de onderfte Wieken loopt
een dwarfe bruine Streep, die in tweën ge-
fcheiden was : voor *t overige gelykt deeze
zeer naar de Tröilus.
( 10 ) Ridder-Kapel met de Wieken getand en
wederzyds zwart, de agterjlen met zeven
Ovaale Vlakken, die hoogrood zyn.
Van
(9) Papilio Eques Alis fubcaudatis nebulofis concoloiibus,
primoribus Macuii flavS, pofticis Macuia Ani fulva. M. L.U,
Syft. Nat. X .
(10) Papilio Eques Alis dentatis nigris concoloribus, pofti-
cis Maculis feptcpn coccineis ovatis. M. L. U. Syft. Nat. X .
M E R I A N . Sarin. 17. T. 17. S L O A N. Jam. II. p. 21S
T, 239. f. 19,20. EDW. A v .T .z o j. E H u i . P ift .T .s .
Van deeze Kapel, wier Rups, welke een
Pylftaart wordt gezegd te zyn, zig op de Ci-
troenboomen in de Weftindiën onthoudt, zyn
verfcheide Afbeeldingen uitgegeven. In die
van Fig. 27, 28 , op Tab. VII. by S e b a , was
de Kleur der Bovenvlerken niet aan beide zy-
, den eveneens, en die van Tab. XI. Fig. 1 1 , 1 2 ,
fchynt zelfs maar ligt-bruin geweeft, te z yn :
doch men weet dat de Kleuren der opgezette
Kapellen door den tyd kunnen veranderen.
( 1 1 ) Ridder-Kapel, die de Wieken getand en
zwart beeft, met een afgebroken gezien
Band; de agterjlen, van onderen, rood
getekend.
Van deeze Kapel zyn , volgens de Waarnee-
ming van L in n /e u s , de Wieken van boven
met een geelen Band, beftaande Uit evenwy-
dige Pylswyze Vlakken; de rand der agterfte
Wieken is van onderen met zeven Liniaale of
jynregt loopende en drie bogtige Vlakken,
hoogrood vaq Kieur. De Rups onthoudt zig
op de Chineefche Roos, die aan een Boompje
groeit, dat töt het Geflagt der Althéa betrokken
wordt, en ’t geen men ook in de Weftindiën
ontmoet. Indien het die is van Tab. X X X IX .
by S e b a , gelyk men w il; ze moet de Kleur
niet
f n ) Papilio Eques Alis dentatis nigris, fascia interrupti
flava, poflicis iubtus rubro notaris. M. L, U, Syft, Nat. X ,
ia E RIAN. Sur. 3 I. T. 3 I. ,
N %
V.
A fdeel.
XLI.
Hqofd-
. STUK.
XI.
PolydamM•
I. r sE L . xi. Stuk.