V» Zeer zeldzaam is de gefialte van deeze Nagt..
j L j j j Kapel, welke van P k t i v é r de Geflaarte Ka,
Hoofd- rolinifche en van C a t e s b y de Vier-Oogige
getyteld wordt. Haaragterfle Wieken3naamelyk,
jpt.s loopen allengs fmaller uit, het welk maakt dat
zy_twee Zeisfenswyze Staarten heeft, die zeer
breed zyn, en dus haar meer den naam van
Pagie of Sleepdraager doen-verdienen, dan de
Kapellendie.gewoonlyk dus genoemd worden.
Plet L y f, zegt C a t e s b y , is donker wit,
doch met een Koperkleurige dwarsftreepby den
Kop, en de Pooten zyn ook Koperagtig. De
grondkleur van alle de Wieken is.uit dengroe-
oen geelagtig, aan den voordien rand der voor-'
ften insgelyks gebronft. Op ieder Wiek vindt
men een Vlakje ats Moskovifch Glas, maakende
«en Oog, in 't midden blaauw, om laag met
een witten, van boven met een rooden rand.,
aan het Kringetje gevoegd, dat van boven half.
zware, van onderen geel is van omcrek. Men
vindt de Ovaale, Zyden Tonnetjes, waarin de.
Poppen zyn, des Winters hangen tuiïchen de
Takken van bladerlooze Bpomen, zo in Virgi-
nie, als in Marylaod , Karolina, Penfylvanie,,
enz.
Vi. (6) Nagt»Kapel met gepluimde Sprieten, die Vavmi«.
^auw-oog. geen
(6) PhaUna Bomtyx elingüis, Alis patulis rotundatis gvifeo-
nebulo.is fubfafciatïs, Occllo itl/Xitaruc tubtciiettrato .* Minor.
Taun.Suec. 83J. MER. Eur. T. 13,23. M o u i l . Inf. zo,
R eAUM. Inf. I. T. $0. 4‘j. JONST. Inf, T. 8. f. 7. ÖE GEER
I*f. X. T. 19. f. 7. g, r a j . inf. Ï40, n. 1, Roes./«/; i. NoT.
Unl,
geen Zuiger heeft, de Wieken uit gebreid, V.
- t ondagtig, uit den graawvcen gewolkt en
'eenigermaatt gebandeerd ; op ieder een lui* Hoofd*
kend Oog, dat byna doorfcbynende is, stuk.
Fatavi'Orgi
. Deeze i s , om de zelfde reden als de Dag-
Kapel en de Pylftaart van dien naam, Paauvo-
Oog genaamd. Men zou ze ook de Europilchè
Atlas Nagt-Kapel kunnen heeten, in vergely-
kiug met de Spiegeldraagers, M o d f f e t o s
oordeelde, dat zy , wegens de zagt • en fraay-
heid van haar Kleuren , en ongemeene fchoon-
heid, de Koningin der Kapellen genoemd mogt
worden ; hebbende hy den tytel van Koning aan
de JasmyD-Pylfliaart Kapel gegeven. Indien hy
’er Èuropifcbe had bygevoegd, zou men niet
kunnen nalaaten van zulks toe te flemraen.
W ilkes noemt de kleine zelfs tbe Emperor-
Motb, dat is de Keizer ■ Uil.
R e a um u r heeft driederley verfcheidenhe-
den van deeze Paauw- Oogen gekend en afge-
beeld; waar van hy de eene noemt degroote,
de andere de middelbaare en de derde de kleine.
G EOFF.noy volgt hem hier in na; doch, behalve
dat de Afbeelding van de middelbaare;
welke hy aanhaalc, weezentlyk kleiner is, dan
die van de gemeene of kleine; was dezelve ook
van
?hal II. T. j. Pet. Gaz. T. 33. F. 12. WiLic. pap. i j . T.
J .1S . AL B. Inf- T. 37. Major. GOED. Inf. III. T. zj
R eau.m. Inf. I, T, 47. 48. L is t . Gitd. {Roes. Inf, IV. T»
%s , IS. AU. Paris 11)92. KNORK. Et Ik, T. C. I. f. 5,
I. deel. xi. Stuk,