V . geeffch gezogt hebbende, kreeg eindelyk eeni.
^XLU* §en’ °P Mee.Krappe ontdekt waren.
Hoofd" R e a umu r noemt de Kapel het Sperwcrtje of
stuk. de Sperwer: doch wy zullen de benaaming van
het Kruid, daar zy op aalt, behouden , en noe-
menze Onruft van de Mee-Krappe.
De Rups, een echte PyKlaart, kan met regt
onder de fraaije Rupfen geteld worden. Zy is
van taamelyke grootte, met het L y f voor-
waards dunner, den Kop niet plat, maar rond
en klein; het Pyltje, van agteren , vry dik en
groot. Op de Geelagtig. groene groodkleur is
haar L y f met ontallyke verhevene witte punt.
jes bezet, die de Huid ruuw raaaken op ’t ge-
voel. Langi de zyden loopt, in ’t groen, een
witte Streep, en de Lugtftippcn zyu rood, zo
wel als dc voorfte Pooten, benevens het end
van het Pyltje,datin fommigen, egter, wit en
blaauw gevonden wordt. De Kleur van deeze
Rupfen i s , tegen de Verandering , geheel rood-
agtig of bleekbruin.
De figuur der Sprieten , die Knodsagtig zyn,
hadt R e a ümu r deeze tot zyne Zesde Klasfe,
der Dag -Kapellen, en geenzins tot de Nagt-Ka-
pellen doen t’huis brengen. Met reden, inder.
daad, want men vindtze by dag haar Aas zoe-
kende te haaien uit de Bloemen, boven welken
zy , middelerwyl , al vliegende blyven , en
een geduurig geruifch maaken met de Vleugelen,
het welk eenigermaate zweenft naar het
gebrom der Byën. Evenwel zyn zy zeer fcherpziendü
ziende, vlug, fchuuw en byftcr moeielyk te van- V.
gen. Dus geeft R a t ’er een zeer gepafte be- A jg J J *
naaming aan (*). G eo?frov noemt haar , ik Hoorn*
weet niet om wat reden, le Moro. Spbinx. Men STUlt'
vindtze dikwils, op de Afrikaanen, Angeliercn
en dergelyke Kelkbloemen, waar uit z y , met
haar lang Zuigertje, het Voedzel weeten tehaa-
len, dat haar noodig is. Dewyl zy dit dikwils
tegen den Avond doen, zo betrekken de meefie
Liefhebbers haar ook tot de Nagt-Kapellen, en
de voorgemelde eigenfehap doet ’er geraecnlyk
den naam van Onruft aan geevcQ.
(27) Onru ft-Kapel, die van agteren ruig
hoogrood , en de Wieken doorfcbynende *;s.
geel bont heeft, de agterjlen wit gerand.
Van deeze vind ik geen nadere befchryving,
noch opk dat dezelve door iemand waargenomen
z y , dan door onzen Autheur, die zegt,
dat dezelve in Europa zig onthoudt.
(28) O n r u f t -Kapel, die van agteren ruig is x x vm ,
en zwart; het[ Lyf met een gedagiïgen
Band, de Wieken doorfcbynende, zwartst»
getoomd,
6 Dee-
(*) Papiliö velocisfima , Alis brevibus f Corporc craflb,
later volaadUm Stridorcm edent. B.AJ. N. I.
f27; Spiinx Abdomine barbato cpccinco, Alis liysllniilu-
teo-vaiiis, poflicis maigine albis. Sy/LNjst. X .
(ts) Sphir.x Abdomine barbato liïgto, Fafcia flavefeente;
Alis hyalinis margine nigio. BRADL. Nut, 24. f. 1. B. RQE5.
Inf.lW. T. i* . & XV. T, J+.
1. P e rl . XI, Stuk.