4 § ö B E S C H R Y v r NT G V A N ' V. Afdeel.
XLIII.
H oofdst
u k .
P H A L Æ N Æ
dividuntur in feptem
P H A L A N G E S .
I . B O M ï YCES ; Ar.tennis pecfinatis :
Elingues , absqtte Vmguâ manifefle Spirali ;
larves dorfo nec crifidta ;
j ! Us pfltulis, 1-7 5 A lh ’reverfis, 8-21 ; Alh
défit xts, 22-34-
c r ifta tx , dorfo fatckulh exafperato,'3 5 - 4 0 ,
Spililingues, Lingua involuto-Spirali ;
larves, Alts patalis, 41-44 î Alh défitxis ; 45-52.
criftatx dorfo, 5 3 -55-
II. N O CTÜ Æ ; Antcnnis Setaceis nec pe&lnatis :
Elingues, s9 - ® 3 .
Spirilingues:
larves darf,, « 4 -!Ç ; criftatx dirfio, 8 6-126 . ■
I I I . G î OMETR s ; Alh patentons Horifontalibus quiescentes
:
Pêftinicornes : Ails poflich angutaih feu dentatis,
1x7-133: Alis pofîicis rotundatis integris, 134 -
1 5 4 .
Seticornes: AU s angulatis, 15 5 - r S r . Ails rat un*
datis, 16 2 -2 0 1.
IV . T O R T R I CE s ; A lh . obtufijfimh ut fere rttufis , pUniusculis
, 2 0 2 -2 15 .
V P Y R A L I D K S ; Alh Cùnniventiius in figurant delta*
ideam forficatam , 226-23 3 . -
V I. T IN E * ; Alis cünvcluiïs fere in Cylindrunt ; fronte pro*
minulx, 234*298.
V IL A LU C 1 T Æ ; Alh digitatis, fijfts ad B.fil K , 2 99’
3°4>
d e N a c t - K a * e l l e n . 4S1
D E N A G T - K A P E L L E N . ArZ iu
worden verdeeld in zeven XLlil.
B E N D E N .
I. P l u i m s p R 1E t E n ; met de Sprieten Pluimswyze gekamd':
Ongetongde; die geen blykbaaren Zuig« hebben
; en
de Rug effen, niet gekamd: met de Wieken ui.i-
gebreid , 1-7 ; de agterften voor uit fteekende,
s«2i ; Dakswys’ afloopende, 22.34*
de Rug gekamd of ruuw door Eorfteltjes, 3 5 4°*
Cetongde ; die een omkrullende Zuiger hebben
j en
de Rug effen: met de Wieken uitgebreid, 4’ 44 J
met de Wieken Dakswys’ afloopende, 41 ‘51*
de Rug gekamd, 53-58.
II. Bo r s t e l s p r i e t e n ; met de Sprieten ongepluimd
en liorftelagtig :
Ongetongde ; 59*63*
Cetongde : met de Rug effen , 04.»5 5 met de Rug
gekarnd, 86-126.
III. L a ndme e t e r s of Spanrupfen; wier Kapel, ftü
zittende, doorgaans de Wieken Horifbntaal, v<*k
uitgebreid houdt:
met Gepluimde Sprieten; de agterfte Wieken hoe*
kig of getand, 127-133 : de agtetfte Wieken on»
gekarteld, vond van rand, 134*154-
met Ongepluimde Sprieten ; de Wieken hoekig,
155-161: de Wieken rondagtig, 262-101.
IV. s u d s o l l o 8 ; waar van de Kapel de Wieken
ftompigtig en byna vlak heeft, 201-225.
V. G e s c 11 AARDE7; wier Wieken famengevoegd een Schaars*
wyze driehoekige figuur maaken , 226*233
VI. Mo t t i n ; met de Wieken om het Eyf, Cylinders»
wyze, te fimengerold: het Voorhoofd gekuifd,
234-29W
Vil. Vï e r -Ui l t j ï. s ; die de Wieken Vcderagtig, totaan
het Gewricht toe gefpleer© hebben , 299-304.
j_ ®*»ju XI. Stub* Hh jwen