4 4 0 Ë n C H R Ï V l H ö Ÿ À 8
V.
■ AfdefL! XLfl.
HOOFDSTUK.
tValfsmelk-
Kaoel.
* Tïthymeu lus'
f Gallium
X)e Rups,
ongemeen fchoone Rups , welke aafl: op eefl
Plant, die wegens de fcherpte van haar Melk»
agtig Sap vermaard is, en in ’t wilde groeit,
het Wolfsmelk * naamelyk. L jmnjeos heeft
de Planten van dien Daam altemaal betrokken
tot het Geflagt der Euphorbict, en fchryft daar
de Woonplaats van deeze Rups aan toe, zon*
der te bepaalen op welke Soort van de menig,
vuldige , zo uit als inlandfe, die thans met dee.
sen Gelhgtnaam praaien , dezelve gevonden
worde. R e a umór ondertusfchen , die dezel.
te eefft omdekt heeft, zegt ,dat zy de Wolfs*
melk met Cypresfe - Bladen allermee'R beminnen,
en verfcheide andere Soorten, die hy haar
aanboodt, toen hem dezelve ontbrak,niet wil-
den eeten. De groote Soorten, egter, die het
Landvolk bekend zyn onder den naam van £-
purge, om dat zy zig door het Zaad daar van
Afgang maaken, zegt hy, frnaakten haar zeer
wel. R o £ s e L hadtze maar op éénc Soort, naa-
melyk de grootfte der genen die in Duitfch-
land in ’t wilde groeijen , aangetrofFen, Is dit
die Soort, welke tuflchen Amflerdam en Malden
, in de Rietlanden aan den Dyk groeit ; of
is het de Zee-Wolfsmelk, welke byZandvoort
op de Zee - Duinen wordt gevonden ? Men be-
rigt my , dat tegenwoordig die Rups in de Provincie
van Overyflel huishoudt. D e G e e r
heeft een dergelyke, dat zonderling i s , in Swee*
den, op het Walftroo f waargenomen.
R e a u m ü 8. was ongemeen ingenomen meJ
«te
£>E P y L S T A A R T E H . 44Ï
de finlykheid van deeze Rups, welke, zegt V.
hy, omftreeks Parys zeer zeldzaam is; hoewel
byze, in zekere Jaaren, by uitftek menigvul- Hoofd.
dig hadt ontmoet op den Dyk van de Rivier STÜK*
deLoire, tuflchen Blois en Langés, in de eer.
fle Dagen van Se ptember. Zig uitrekkende om
te loopeD, zegt by, heeft z y , volwaflen zyn-
de, de langte van drie en fomtyds vierdhalf
Duim. Zy is volmaakt kaal; men kan, met
het Vergrootglas zelfs, geen het minfte Haair-
tje op haar Huid ontdekken, die uitermaate
^glad is en zo glad, dat zy ^en foort van lui-
ffer heeft, veel zweemende naar den glans der
Verniflen, en wel van vetfeheide Kleuren, als
die der Chineefche Lakwerken. Op den dof
zwarten Grond loopt, langs de R ug, een roo-
de Streep, welke, wederzyds, op ieder Ring
drie Vlakken heeft, bovcD elkander, de twee
bovenften geel zyn de en de ODderfte rood. De
twee geele zyn nagenoeg Cirkel of Ovaalrond;
maar de onderfte vertoont zig met kromme ly.
nen, als van eeD Klootfchen Driehoek, be.
paald. Voorts zyn de Ringen door middel van
geele Stippen, die op ryën ftaan, als ’t ware
gcfmaldeeld in een byna ontelbaare menigte
van Ringen, die allemaal dwars om ’t L y f
loopen, doch de Stippen onder wit hebben in
fommige Rupfen van deeze Soort, in wel-
tken ook de Vlakken op zyde fomtyds wit zyn.
Altemaal hebben zy de Popten eq Buik rood;
ju deïx. xi, stuis» alg