V.
A fdeei.’,
XL.
H oofdstuk.
Baar \ 11e-
fffl.
ring van Kleur in de Duitfche Weerfchyn'Kapellen
5 wier eene Vlerk z ig , in zekere plaat«
zing tegen ’t Lieht, graauvv, de andere Hè-
melfehblaauw vertoont, thans ook verzekerd
is , aileenlyk af te hangen van Pluimpjes van
deeze Kleuren, op ryën beurtlings, en zodanig
fchuins tegen elkander geplaatft, dat fom-
tyds de eece fomtyds de andere zigtbaar zyn (* ).
Ik heb van dit Dons der Kapellen eerft
moeten fpreeken, om dat hetzelve aanleiding
gegeven heeft tot de benaaming van den Rang
der Donsvleugelige Infekten ; als ook, om dat
de Wieken haar allermeeft van de Rupfen
onderfeheiden. Zy hebben ’er vier , welke in
de meeften dienen om te vliegen; doch haare
manier van vliegen is zeer verfchillende , in
fommigen vlug , in anderen log en traag,
naar dat de Schepper dit goed gevonden heeft.
De Dag * Kapellen, in 't algemeen, die met
zeer groote Wieken zyn voorzien, vliegen wel
v lu g, doch niet in een regte lyn, gelyk de
meelde Vogelen en andere Infekten, maar met
allerley daalingen en verheffingen of fprongen
op en neer, het welkze dik wils zeer moeielyk
om te vangen maakt. Dit is het ook, hetwelk
haar merkelyk befchut tegen de vervolging van
het Piuimgédiert, voor het welke zy een lekker
aas zyn. Men ziet de Zwaluwen dus dikwils
(*) Zie zulks duidelyk ,en door fterke Vergtoöting aange-
weezen in ’t Werk van L e b e r m o l l * R.,Neut. 17*4»
Tab. 43.
wils miffen, wanneer zy op eene vliegendeKa- V.
pel toefchieten ; doordien dezelve de ftreek
van haaren Koers ontduikt. Wat de Nagtka- Hoofd.
pellen aanbelangt; onder dezelven zyn ’er vee- stuk.
len, die men niet ligt, dan door het opkwee-
ken der Rupfen, of uit de 'gevonden Poppen,
magtig wordt: ’t zy dat die weinig vliegen:
’t zy dat zulks alleen by Avond of by Nagt
gefchiedt. Daar zyn zelfs W yfjes Kapellen,
die in ’t geheel geen of maar zeer kleine Wiekjes
hebben, en dus tot vliegen geheel onbekwaam:
het welk ook te denken i s , dat veele
der andere Nagtkapellen zyn.
Onder de Geftalte van Rupfen hadden dee- Levens-
ze Infekten een grove en vafte Spyze, gelyk 11
de Bladen der Boomen of Planten, of zélfs de
Schors en het Hout, gebruikt; den Staat van
Poppen hadden z y , en fommigen Maanden
laDg, gelyk gemeld i s ,; als flaapende doorge-
bragt: nu gevleugeld , en in volkomenheid op
het tooneel verfchynende, zou men mogen
denken, dat zy eerft regt begonnen te leeven ,
en dus ook byzonder eenig Voedzel noodig
hadden. Men vindt ’er , ondertuflehen, vee-
Ign, inzonderheid onder de Nagtkapellen, die
in ’t geheel niets fchynen te nuttigen, en hec
is ten hoogften waarfchynlyk, dat zulke Dagkapellen,
die den Winter overblyven en zig
alsdan hier o f daar verbergen , ten minfte ge.
duurende dat Saizoen ook niets gebruiken. An-
derzins moeten zy iets uit de Bloemen zuigen,
1. De el . XI. Stuk. de