V. A fdeel, XLIII. Hoofdstuk.
Gluuren*
de.
Per/fieilU*
ris.
Gebrilde.
Pl XCII.
ïig- 8.
ten, die een Zuiger heeft en gekamd is; de
Wieken op elkander leggende vlak, bleek
graauw; de Oogenmet ronde dekzeltjes.
Dit laatfte geeft den bynaam aan deeze zonderlinge
Kapel, te Upsal gevonden, hebbende
een rond Plaatje over ieder Oog, dat dezelven
bedekt , en waar onder de Kapel gluurende
uitziet, als een Verfpieder door de Gaten van
eèn Wagttooren. Zy is van middëlmaatige
grootte, en heeft de Sprieten maar half zo
lang als ’t Lyf.
Ikbegryp niet, waarom L in n .eus den bynaam
van Perfpicillaris geeft aan eene Sweed-
fche Kapel , door den zelfden Heer Bergman
gevonden, die alleen maar twee rondagtige,
bleeke Schermpjes heeft, welke den Kop dekken.
Zy is "door den Heer C l e r k afgebeeld
onder den naam van Polyodon o f Veeltandige,
om dat de witte Tekening, op het geelagtig
bruine der Wieken, zig als met veele Tandjes
vertoont. Dien bynaam, evenwel, geeft L i n-
S jEüs aan een grootere Veld - Kapel, in de
Tuinen gemeen in Sweeden , welke den agter-
Rand der Wieken zeer gekarteld heeft, zynde
Afchgraauw gewolkt van Kleur (*).
Veel eigener kan ik den naam van Brildraager
(*) pbaUna Kocht* P0LYOD0N , fpirilinguis, criftata , cine-
reo nebulofa , margine poftico miilti-dentaro. Faun, Snee
Ed. II. N. 1219.
ger of Gebrilde geeven aan die groote en zon- v .
derlinge Nagt-Kapel uit de Indiën, welke my ^ ^ el.
tot de Afbeelding Fig. 8 , door den HeerHooFDl
M e i j e r is medegedeeld. Dezelve heeft, stuk.
op ieder bovenfte Wiek, in het bleekbruine,
een zeer naiuurlyke aftekening van een Bril,
die wit is. De Kleur der agterfte of onderde
Wieken is donkerer bruin, met een bleek roo-
de en witte Vlak verfierd. Van de grootte en
gedaante kan men uit de Afbeelding oordee'
len.
(103) Nagt-Kapel met ongepluimde Sprieten,
die een Zuiger heeft en gekamd is; de Gedekte.
Wieken Lancetsvoyze grys , gejlreept; het
Borstftuk gedekt met halfmaansvoyze Klep-
5 8
Tot een voorbeeld van zodanige Maskers
der Kapellen, die konftige. Tonnetjes van Aarde
in de Grond maaken , gebruikt de Heer
R e a u m u r deeze Rups, die by hem geleefd
hadt van de Bladen van Speenkruid, wit en
zwart Wollekruid.' R o e s e l , die haar de
gladde, zwart-bruine en met Oranje-kleurige
vlakjes gefprenkelde Rups noemt, fchryft ’er
de Melk of Ganzen - Diftel tot eene woonplaats
aan
(103) pbaUna Koclua fpirilinguis crillata , Alis lanoeolatis
canis ftriatis,Thoracis valvulis lunatis. Reaum. inf.I.T. 43.
f. 9 , i i . R o e s . Inf, 1, Phal. 2, T. 25. Faun, Suec, Ed.