dragen, dat ’er geen te flegte Moeskruiden,
XLIII o f afgeSete» Steden met eenige overblyf.
Hoofd- zeis der Bladen, voor goed verkogt zouden
stuk. worcjen>
Gnui{*‘ » He Slaa-Planten werden eerlt door deeze
***&• j> Rupfen afgegeten : toen gingen zy aan de
» Erweten en Boonen, zelfs de Turkfche,
„ zogenaamd, niet ontziende, zo min als ee-
„ nige andere Tuin-Kruiden. Doch zy be-
,, paalden zig niet in de Tuinen alleen: ik heb
,, groote Akkers gezien van Erweten, op wel*
„ ken niets overgebleeven was, dan de Stee-
„ len en de Peulen, zynde alle de Bladen door
„ haar opgevreeten. Om een denkbeeld te
„ geeven van de verbaazende menigte deezer
,, Rupfen , behoef ik alleen te zeggen, dat
,, men ’ er, op de publieke Wegen, met eenen
„ opflag van het Oog,by twintigen zag Ioopen,
„ die van het ééne Land naar het andere over,
j» gingen. Het waren de Moeskruiden alleen
„ niet, die haaren aanval moeftenuitftaan: zy
,, vraten ook. andere Plantgewaflen van zeer
,, verfchillende Smaak ,- die op de Velden
„ groeijen, Gras, Klaver, Diftelen en Door-
,, nen, Kliïïebladen , Salie en Alfem. Om
„ kort te gaan, men zou ’er weinigen kunnen
,, opnoemen, die zy niet aten, en inderdaad
„ haare menigte fcheen zulks te vereifchen.
„ Het was een groot geluk, dat deeze Rup-
5, fen het Graangewas ongemoeid lieten: wat
jj zou ’ er anders van den Oogfl: geworden
5> zy»;
. doch de Hennip-Plantagiën hadden ’er zo
>> , , . Afdeel.
„ veel meer van te lyden, en gingen, wanneer
zv nog jong daarvan aangetafl werden, ge-HooFD-
3/ 0 * ' STUK
.. heel te niet. In de Elzas hebben zy zelfs
n , 3 Grietflhe
„ de Tabaks-Planten tot dien trap aangetafl;, Letter
„ en daar zulke groote verwoeitingen in ge- Bee^)e'
„ maakt, dat de Vikariffen verlof kwamen
„ verzoeken aan den Ondergefchikte van den
j, Biflchop van Straatsburg, om Procelïiën te
„ mogen doen, tot afbidding van deeze Plaag.
5, De Linzen hebben zy het allermeeR ver-
„ fehoond. Ik zag ’er groote Bedden van,
„ die volkomen ongefchpnden waren, terwyl
„ die van de Groote Boonen en Turkfche
„ Boonen, daar nevens ftaande , geen enkel
„ Blad hadden over gehouden. Het verlies,
„ dat men aan de Iaatftgemelden in eenige
„ Diftrikten omftreeks Parys geleeden heeft,
„ was ongemeen groot : dewyl ’er op veele
„ plaatfen geen enkele Boon van kwam”.
De HeerREAUMUR, naar de reden zoeken*Redenvan
ke, van die zo ongemeene menigvuldigheidkeTerme"
deezer Rupfen in ’t gemelde Jaar, merkt aan njgvuidi-
dat men in twaalf Maanden twee Generatjën
van Kapellen heeft, die deeze Rupfen vóórtbrengen.
„ Onze Landmeeters met twaalf
,, Pooten, zegt hy, die de Tuinen verwoefl:*
„ ten in de Maanden van Juny en July, zyn
„ Kapellen geworden in Auguftus, uit welker
„ Eytjes voor de Winter Rupfen voortktoa.
s, men, die, overwinterende, in April weder-
I. Deel, x i, stuk. , , om