4 io B e s c h r y v i n g v a n
V. naar dit Infekt gczogt hadt, kreeg 'er einde»
& ™ - J y k , in ’c jaar 1748 , toen het in Duitfchland
Hoofd- een taamelyk warme Zomer was, verfcheidcn
ituk. R UpfeD Van, uit Eijeren, welke aldaar op de
oitdnder, oieander-Boomen gelegd waren, die eerlang in
Kapellen veranderden. G e o f f r o y teParys;
ja , dat nog zeldzaamer is , Doktor S co po l i
zelfs, in Karniolie, fchynen deeze Soort .van
Pylftaarten niet aangetroffen te hebben.
De Rups. De Rups is rykelyk vier Duim lang, en dus,
als ook wegens haare dikte, eene der grootllen
onder de Europifche. De Kop is , volgens
F r i s c h , geelagtig, met twee halve Cirkel*
ftreepen daar op , die groen zyn, en het L y f tot
voorby de Voorpooten Zwavelgeel, met een taa.
melyk groot rond Oog, dat Hemelfchblaauw is,
op ieder zyde. Voorts is het L y f Zeegroen,
met groote witte Knobbeltjes of Stippen; de
middelftreep, op de Rug, roodagtig Vieefch-
kleur, inzonderheid; naar de.Staart toe; doch
met Vaalwitte Strcepen aan beide zyden van de
Rug. De Buik, Middelpooten en Staart, zegt
h y , zyn bleekgeel: doch het Pyltje is OraDje.
Hy heeft de Lugtllippen zwart met witte Ringetjes
waargenomen. Dit komt naait overeen
met de ééne Rups van R o e s c l ; maar die Au-
theur heeft ’er gehad van verfcheidene Kleuren,
fommigen grootendeelsOranje, allen mee
de gedagte Paauwe-Oogen , aan den Kop, getekend
, en het Pyltje, dat in deeze Soort naar
een
D E P Y L S T A A R T E N. 411
een dik, krom, Hoorntje gelykt, was altoos V.
AFDBP.L.
Oranjekleur. XLU.
De Rups is in ’t kruipen zeer laggzaam, Hoofd-
doch eet oDgemeen fterk, ja mooglyk op een STÜK*
dag wel eens zo veel als zy zwaar i s ; gelyk _
R e a ü m ü r aanmerkt dat fommige Rupfcn
doen, zegt R o e s e l . Als de Verandering na*
dert, werden zy bruin op de Rug en kruipen
dan in de Aarde of onder de Bakken, waar in
de Boomen. ItaaD, maakendc zig een Tonnetje
van brokjes Aarde of Bladeren. De Poppen
waren, volgens F r i s c h , bruin, volgens R ok.
s e l , Otanjekleur; maar deeze laatlte hadtze
in een Glas, de eerlte op de uatuurlyke wyze
gekreegen, en beiden Damen zy zwarte Lugt-
ftippeo en Streepen daar aan waar. Ruim vier
WeekeD na de Verandering kwam reeds de Kapel
te voorfchyn, die aldus door F r i s c h be-
fchreeven wordt.
” De Kleur is donker Grasgroen; die der Sprïe-
„ ten bleekgeel, met korte, doch inhecMan-
„ netje wat langere Franjes. Op het Voor-
„ hoofd is , by de Halskraag, een witagtige
,, Streep, die ’er een Zoom aan maakt. De
„ Oogenzyn groot, met een Appel die Oran-
„ jekleurig is en by nagt als Vuur fchittert.
„ Aan de groene Halskraag is een breede Vio-
„ letroode, doch zeer wit geftippelde Zoom.
„ Op de donkergroene R ug, bezet met witte
„ Haairtjes , is een Zeegroene , langwerpige,
,, wit Haairige Driehoek. Van de zeven Rin-
I, DEEi. XI. Stuk, ,, gea