Afdeel VoorjaaT worden zy , in onze Provinciën, meeft
XLUL*’ gevonden.
Hoofd- Deeze Rupsjes zyn helder groen van Kleur,
£Tülf* en loopen naar agteren wat fpics of dunner uit.
Op ’t bloote Oog zyn zy kaal , en hebben zestien
Pooten. Zy loopen niet fnel, maar, als
menze niet fchielyk vat, in het van elkander
plukken der Bladen, laaten zy zig, op de manier
van andere Rupfen, aan een Draadje op
den Grond zakkenwaar by zy vervolgens weder
opklimmen. In April of Mey fpinnen zy
reeds haar Tonnetje , het welk van zulk een
yl en aartig Geweefzel is, als Fig. 5 , pp Plaat
LX X XV ,, hetzelve vertoont. VyfDagen duurt
het, eer de Rups, binnen dit Tonnetje, in een
Popje verandert, en vyftien Dagen daarna
komt het Kapelletje te voorfchyn, dat in ’tge-
heel vuil wit, met bruin gebandeerd, doch
uitermaate klein en niet grooterisdan een Mug-
getje. Zy behooren tot het Negende Geflagt
van den Heer R e aumür , om dat de Wieken
zig agterwaards verheffen, en dus eeniger-
maate als de Staart van een Haan formeeren.
Even ’t zelfde heeft, gelyk wy gezien hebben,
in deKoornmot of Wolf, en andere Mot •Uiltjes
plaats. Dit is door de langte zyner Sprieten
en den omgekrulden Zuiger, als ook door
de zonderlinge figuur der Baardjes; welk alles
zig door een Vergrootglas befchouwen laat;
aanmerkelyk, en een niet onaartig Voorwerp
ter onderzoekinge.
Het
Het is my onbekend, waar het Rupsje zig y.
onthoude van het geele Motje, dat op pnze Afdemp;
Plaat XCIL, in Fig. 1 7 , is afgebeeld; als hier teHoOFD’
Lande flegts gevangen, en niet van de gemeen stuk.
ften zynde. De Grondkleur van hetzelve X^ I.‘
geel, doch daar fpeelt eenige blaauwagtigheid
in , by Vlakken, en de Randen der Wieken
hebben , op de breede Franje, een Glans, als
of zy verguld waren. De Sprieten zyn ook
taamelyk lang.
(283) Mot i .die de Wieken graaimagtig heeft,
met een geele Schrap op de Rug, en aan la*
- den tip drie zwarte Stippen. ■
Van zekere kleine Rupsjes, meeftal met veertien
Pooten, die het binnenlle der Bladen tus-
fchen de beide Oppervlakten uitknaagen, komt
een groote verfcheidenheid van byfter kleine»
doch ongemeen fierlyk getekende en gekleurde
Mot-Kapelletjes of Uiltjes voort, welke
L innaïus aan de gedagtenis der voornaamlte
Infekten-Jaagers of Befchryvers heeft toege.
wyd; gelyk dit en de volgende, door hunne
Bynaamen, aantoónen. De meeften zyn door
Clerk, met natuurlyke Koleuren , afgetekend.
(•284)
(283) thaUna Tinea, Alis fubgrifeis, litura Dorrali flavl,
apiceque pumStis tribus nigris. Syfi. Nat. X. Faun. Snee. Ed.
H. IS81.