V.
A fd e e l . XXXIX.
Hoofdstuk.'
Popkem in ’t Nederduitfch ( * ) , aan heeft doen
geeven. Op’t onderzoek isgebleeken, dat die
Kleur haar niet volkomen eigen z y : want men
bevindt dat uit de zelfde Rupfen, welke de
Vergulde Poppen uitleveren, ’er fomtyds voortkomen
, die bruin zyn. Ook zyn ’er omftan-
dighedeD, waar door deeze Goudkleur belet
wordt zig te vertoonen; gelyk de dikte van de
Huid, die maakt, dat men in fommigePoppen
alleenlyk Vergulde plekjes op de Rug, daar de
Huid dunft is, vindt. De Heer R e a o m ü r
beeft een witte Zilverkleurige Stoffe ontdekt,
zittende van onderen tegen de Huid aan, en
wier doorblinken deeze Goudkleur fchynt te
veroorzaaken; het welk dan maaken kan, dat
dit Verguldzel in fommigen bleeker, in fommi-
gen roodagtig, in anderen geel, en in eenigen
groenagtig is , naar de Kleur van de Huid. Hy
vergelykt zulks by die Stoffe, welke onder de
Schubben der Viffen zit en dezelven Zilver- o f
Goudkleurig maakt, fchoon zy zelf niet dan
Zilverkleurig is, wordende in Vrankryk gebruikt
tot het maaken van valfche Paarlen en EJfence
d'Oriënt genoemd. Indien de Schubben van de
meefte Viffchen minder dik en derzelver Grond-
kleur een weinig roodagtig bruin ware of zodanig
als het Vernis daar men het Leder mede
verguldt; zouden zy zig geheel als Goud vertoo*
(*) Zie ’t Werk van SWAMMERD IK , Bylel dirN,*
tuun genaamd.
D E P O ? f E ». 5»
toonen; want daar is geen gebruineerd Zilver v.
zo bekwaam om die fchoone Goudkleur aan ê ïSïïS*
i j r. rt- aXXIX.
te neemen, als de Sloffe waar de Schubben Hoofd.
van eenige Viffchen van onderen mede bekleed STÜK*
zyn (*).
De Heer R e a u m u r zegt, dat de Pop een zy bevat,
weezentlyke Kapel is, doch in zekeropzigtwendjeto*
aan te merken als een gebakerd Kind (f), Men ^ ^ lde J
vindt ’er, naar zyn berigt, in ’t algemeen ge-
fproken, alle Lighaamsdeelen van de Kapel in,
de Wieken, de Pooten, de Sprieten, Snuit,
enz.: doch deeze Deelen zyn zodanig geplaatff,
geplooid en ingepakt , dat de Kapel ’er zig niet
van bedienen kan: ook zou z y , vervolgt hy,
daar van geen gebruik kunnen hebben, in een
(*) Dit laat (ie heb ik woordelyk van R. e a u m u r ont-
leead, otn du het .eemge opheldering icliynt tc geeven. aangaande
de oorzaak van de Goudkleur der Poppen: doch hoewel
ik het in fommigen wel toeftaa, die zig als gevernift
vertoonen, vind ik zw,rarigheid, om de Gouden plekjes va»
andere Poppen daar van af te leiden: die egter zo min wee.
eentlyk Goud zyn, als het Zilver van de Schubben derviffche»
weezentlyk Zilver is. En wat de thans zo bekende qliinee-
fche Goudviflchen belangt, die in zekere plaatzing tegen *r
Licht, in’t Water, zig Goudkleurig, in een andere hoogrooif
o.f Oranje-Kleur vertoonen: zalhet doorblinken van de Zilverkleurige
Stoffe ook de oorzaak daarvan jy n ; aangezien men
dezelven in Koornbrandewyn doende, de Goudkleur alleng*
ziet veranderen in een Zilverkleur, terwyl het Vogt fterk geel,
gekleurd wordt; waarlchynlyk door het oploffen van het rood-
* agtig Vernis, het welk de Schubben gekleurd en dus gelegea-
heid tot die Goudkleur gegeven hadt.
(tv Un veritable Pappillon, m.is qui eft, en quelque Sor-*
te, emma Hotte'. Mem. T o | . X, s. Part. p. j S , o d w ,
L DzEt. xi, Stuk.