V.
A fd e e l ,
XXXIX.
Hoofd •
STUK.
f Ju lian ;
Hokjes. Van de eerftgemelden zyn eenigen
dunner, anderen dikker van zelfftandigheid of
Spinzel, ja fommigen vertoonen zig yl als Gaas,
gelyk in ’t byzonder Fig. 5. vertoont; zynde
van een Rupsje dat in Sweeden door den Heer
de G e er op het Kruid der Bloemen van Da-
maft f gevonden is. Allen hebben zy die Ei*
genfchap, dat hun Geweefzel uit een onafge-
broken Draad beftaac; want de Rups, eens.be-
gönnen hebbende haar Tonnetje te fpinnen,
houdt met deezen arbeid, die de laatfte is welken
zy verrigt, niet op, voor dat dezelve geheel
is voleindigd, breekende haar Draad niet af.
Men heeft zulks dik wils met verwondering
waargenomen in de Tonnetjes derZydewormen,
welke, wanneer men den regten Draad getroffen
heeft, ten einde toe kunnen afgehaspeld
worden.
De Rupfen volgen in dit Werk eeD andere
manier, dan die gemeenlyk tot het maaken van
eene Stoffe gebruikt wordt. Al ons Geweefzel
is zyne vaftheid verfchuldigd aan het door-
fchieten van den Inflag door de Scheering van
den Weever: doch het zyn hier maar Draaden,
die de Rups tegen elkander aan, nevens elkander
of kruislings en met allerley veranderingen
en draaijen legt; welke aan elkander
kleeven, om dat zy nog Lymig zyn, wanneer
zy uit haar L y f komen. Zeer fmalle Lintjes,
evenwel, die by de Dames onder den Daam
van Nmpareilles bekend plagten te zyn, en van
haar
haar gebruikt werden totVlegten van hetHoofd-
haair, maakte men op dergelyke wyze. Dee-
fce, naamelyk, beftonden niet dan uit Draaden,
in de laDgte nevens elkander gelegd, en in die
plaatzing gehouden wordende door middel van
Lym. Men moet derhalve , orn de Tonnetjes
af te fpinnen , die ook in warm Water, of ten
minfte in Water leggen; gelyk bekend is: want
daar door wordt de Lym of Gom los geweekt,
of in ’t Water ontbonden ; en daar na kleeven
de Draaden niet weder aan elkander. De Tonnetjes
van verfcheide Soorten vanRupfen kunnen
niet afgehaspeld worden, gelyk die der Zy*
de-Wormen; rnen moetze kaarden gelyk Wol,
om ’er gebruik van te maaken: doch in eenigen
zyn de Draaden zo valt te famec gelymd, dat men
dus ook vrugteloos, daar mede te werk zou gaan.
Ik za l, in ’ t vervolg, omftandiger van het
fpinnen der Z yd e , als ook van de Watten,
waar in de Tonnetjes gehuisvefl: zyn , moeten
fpreeken. Wy zullen dan ook zien, dat ieder
Draad uit twee Draaden befta3t, die nevens
elkander leggen , en haar eenigermaate plat
maaken of minder dik dan breed. Men vindt
de Tonnetjes, gemeenlyk, wit, geel, bruin
of ros; maar fommigen hebben verfcheide van
deeze Kleuren ondereen gemengeld. Die van
den Zyde-Worm zyn fomtyds wit, fomtyds
Saffraangeel; gelyk bekend is. De Zyde van
eenige Rupfen trekt naar ’t Hemelfchblaauw, en
die -van anderen is groenagtig. Men ontmoet
I. De e l . xi. Stuk, F 4 ook
V.
A fdeel
XXXIX
Hoofd.
stuk.