t& - zien R e a dm u r getwyfeld hadt, of ook de
XLIII. warmte van ’c Vertrek deeze Uiltjes mogt heb-
Hoofd- ben uitgebroed , nam by de proef van het te*
STÜK' gendeel, vindende dezelven, diesfyds, in zyn
winter- „ . • J
Jirammct]e> A U1D»
Een aanmerkelyke byzonderheid, die in deeze
Soort van Krammetjes plaats heeft, is, als
gezegd is , dat de Wyfjes ongevleugeld zyn.
Zy hebben, naamelyk, niets dan twee Hompjes
van Vleugelen, en zyn derhalve, even als
die, waarvan wy bevoorens fpraken, tot vliegen
onbekwaam. Haar Pooten zyn lang en
zwart geringd. Het Masker blyft een Jaar lang
in de gedaante van Pop, voor dat het Kapelletje
uitkomt, dat kleiner is dan een Vlieg,
zegt L in n ^,us.
De Heer de G e e r wandelde den 16 Oktober,
in zyn Tuin, in een Laan van Olme- en
Lindeboomen, alwaar hy den voorgaanden
Zomer een groote menigte van deeze groene
witgeftreepte Spanrupfen hadt gezien. Aldaar,
nu, de Stammen en Takken befchouwende,
vondt hy, tot zyn genoegen, een aanmerke-
lyk getal van de Wyfjes-Kapellen, met Stompjes
van Wieken. Het was, nogthans, dien
dag zeer koud; ja daar viel zelfs Sneeuw. Hy
verbeeldt zig,dat deeze Wyfjes zig weldra van
haare Eytjes ontladen, en dan gaan fterven;
haar openende vondt hyze, ten minfte, reeds ten
grootften deele daar van ontiedigd. Tegen den
avond zag hy een groote menigte van Mannetjes
tjes, van die zelfde Soort, in deeze Laanvlie,- v *
gen, die neerzittende fomtyds de Wieken vlak^ XLIII.'
fomtyds overend hielden, gelyk de Dag - Ka- Hoofd-
,, • STUK.
PeIIen* Wintrr.
Mooglyk zyn het deeze of dergelyke SoortKrammetje.
van Rupfen, waar door de Vrugtboomen hier
te Lande, Jaaren agtereen, ook zodanig getei-
fterd worden, en waar tegen het belpuiten met
Tabaks-Water in ’t vroege Voorjaar, o f met
Kalk in de Winter, van zulk een beproefde
nuttigheid is t . i .
Ruim vyfdg Soorten van eigentlyke Span-
rups-Kapellen, die in Sweeden gevonden worden,
zyn door onzen Autheur, inde Tiende
Uitgaave van zyn Samenftel der Natuur, opgeteld.
In de Tweede Druk van de Befchry-
ving derSweedfche Dieren, eenige Jaaren laa-
ter aan ’t licht gekomen, vindt men daar van
omtrent tagtig Soorten. Hier te Lande zullen
’er niet minder, waarfchynlyk meer zyn, en
veelen van de voorgaanden verlchillende." In
de befchryving , immers , der Infekten om-
ftreel$s Parys, zo wel als in die van Karniolie,
vind ik zeer weinigen van de Sweedfchen
aangehaald , en veele nieuwe voorgefteld.
Mooglyk heeft in dit kleine Goed minder behendigheid
omtrent de Kleuren plaats , dan
in de grootere Kapellen.
m \
m lm
iHjl
m
l. DEEL. XI. SfCK. X x 4 B L A D -
mm