32<s B e s e h s y v ï n g v a n
Am h i . gende l l t S ’ ze£c L i n n ^/us. Ik heb een
XLI. * Chinedche gezien, die in grootte en Kieur
H oofd, veel overeenkomt heeft met de Nommer-
STÜK* Kapel.
CXIX.
ïïomincr- ( 1 19) Nimf-Kapel, die de Wieken getand , en
Ka^' zwart met wit gevlakt beeft, ieder met
een paarfchen Band, die inde voorjlen o-
v e r dwars, in de agterjfen langs den ag-
terjlen rand loopt.
Aan de Kleur is deeze gemakkelyk kenbaar,
die haar van boven en onderen zeer verfiert, en
tot eene der fchoonften van de genen , welke
in Nederland gemeen zyn, maakt. Men geeft
’er, deswegen, in Engelandden naam aan
van tbe Admirable, dat is Verwonderlyke, en
die hoogroode breede Streep of Band, fteekt
zodanig uit op het Koffy kleurig zwart der W ieken
, dat menze, waarfchyDlyk om die reden,
in Vrankryk, le Vulcain genoemd heeft. L i tri
l g a f ’e r, voorheen, den tytel aan van
Ammiralisy dat is Admiraal. Wy noemenze
wegens zeker aartig graveerfel, dat aan den
, on-
(119) Papilio Nymtbalis Aüs dentatis nigris albo maculatis:
ïaseii communi purpurei, pritnorihus utrinque, pofticis mar-
ginali. Syjt. Nat. X . Ammiialis. Faun. Suee. 777, MOUFF»
Inf . 100. f. 3 ,4 . Blank . Inf. T. II. f. 2. A-D. Ald r . Inf.
a o . f. 4S. AiE-RiAN. Eur. a, T. 91. JoNST. Inf. T. 7. f. (, 7.
ALB. Inf. T. 3. f» 4. &AJ. Inf, 12S. N. 1. Re AUJH.
Inf. I. T. 10. f. 8 , 9. Pet. Muf. 3 s. N. 327. de GEER.
Jnf. I. T. 22. f. s. Goed, Inf. I. T. 26. Roe*. Inf. I. Pap.
*• T* L ist. Goed. ïo . f. 4, Wi l k . Pap, ss. T. 3 a I,
DE D a g - K a p e l l s k « 327
onderkant der agterfle Wieken het Cyfergetal V.
A^rFEti»
■ jS, vry duidelyk, op de ééne regt, en op de XLL
andere Wiek omgekeerd vertoont, [in, ’t alge- Hoorn-
meen de Nommer-Kapel *TJ *
„ Nommer*
ROKSEL' hadt laog te vergeefs gezogt naaf k ^ l
de Rupfen, tot dat h y , eindelyk , op aanleiding De Rups.
van ’t Werk van JufFr. M e r i a s , dezclven
vondt op de kleine Brandenëtelen. Sommigen
derzelven zyn wel zwart, doch anderen groen,
geel of bruinrood: hetwelk miüchien een verfchil
vanSexe zou kunnen aanduiden, R e a u m u r ,
ten mJnfte, heeft zig verbeeld, dat uit de
geete R uplen dc Mannetjes, uk de zwarten de
Wyfjes kwamen. Een ry van Zwavel» of Ci-
troengeele Halfmaantjes, aan ieder zyde van
het Lighaam, onder de Èugtftippen, maakt
deeze Rupfen kenbaar, en daar aan kan menze
van de andere Gedoomde Rupfen der Brands»
netelen, die de Aurelia’s uitleveren, ligt on-
derfcheiden. - Zy huisveflen , bovendien , in
ömgekruldëBladeren, en zitten dus, byna altoos,
Voor1 ?t? gëzigt verborgen ; doch moeten
zig , om dat zy zo fterk eeten, byna alle dagen
een nieuwe woonplaats vervaardigen. In
de tyd van twee Wecken bereiken zy baaren
vollen wasdom; de Eytjes, die niet by elkander,
maar elk-op zig zelf’ aan de Steeltjes gelegd
worden, komen in agt Dagen uit, en dc
Verandering, van de Pop in een Kapel, gé-
fchiedt in minder dan twintig Dagen; zo dat
van de Geboorte, of van het leggen der Eytjes,
U De e l . XI, Stuk* X 4 tCt