'A fdeel.
XLI.
UOOKDSTUK.
Citrien* Kapel,
een Oranjekleurige Stip, die van onderen
bruin is.
De gewoone naam van deeze Kapel, diefom-
migen deZwavelklcurige genoemd hebben, is,
een opzigt van de Kleur, zeer eigen. Zy heeft,
naamelyk, een zeer fierlyk Citroengeel, dat
de Oogen , wanneer men haar vliegende be-
fchouwt, byna doet fchemeren ; wat de Man-
netjes betreft: want de Wyfjes zyn zo bleek#
dat veelen die naaüwlyks van de gewoone W itjes
ondeffeheiden, en zelfs gaat het Mannetje,
wanneer het, zittende, de Wieken tegen elkander
opgezet houdt# dikwils voor een Witje
door; die, gelyk men weet, zeer gemeen zyn
in ons Land; terwyl de Citroen-Kapellen zei.
den of nooit dan op Beijen of in de Duinen
en elders, alwaar deRbamnffidesof geeleRhyn-
beüën-Boompjes en andere Ge wallen groeijen
( * ) , gevonden worden. Ik heb ’er , zo wel
in de Veenen, als by Naarden gezien en gevangen;
doch Doktor S co pol i hadtdeRups,
zegt hyy op dat Boompje niet kunnen vinden.
Men noemtze , in Sweeden, gemeenlyk, Kapel
der Hondsdagen , zegt L in e L e ü s .
R o e -
T. s,6. DE G e e r . fof. I. T. i s. ft 8,9. R o b e r t . Ie.
T. i j . R o e 3. Inf.Ui. T. 4«. f 1 . 2 , 3. Al b . ïnf.T^z. f. 3.
Wi l k . Pap, 4S. T. i'. a 2.
(*) By L I N N ze v s genaamd HippophaS fplits Iancéolatis.
Spet. Plant. Ed. I !. p. 1432. Rhamnus Salicis folio anguftiore,
fruftu flivescents, C kaak, Pin. Het groeit in onze Duinen
veel'.
R oes e l . die deeze Kapel, wegens de ge- ^
daante der Wieken, welke ieder in een punt XL1
uUloopen, her vliegerde geele wil | p V e _ s“ ^_
hebben; getuigt, dat dezelve tweemaa » J a a
ie voorfchyn komt; in 't begin van 't Vooraar,
naamelyk, en in July of Angnilns, om dan
vervolgens den Winter door te brengen in de
G e te lte v a n P o p . Hy hadc . niettemin , dn
Rups van de Citroen - Kapel, m t cetft , met
kunnen waarneemen.
De Heer d e EGe e r is, in dit opzigt, g=- w Mï».
lukktger geweett. In de Maand Juny, zegt hy
vindttr.cn op de Bladen van den boom of H-es.
ter, die den naam van Frangula draagt C J>
kaale öf haairlooze Rupfen, van middelmaats
ge grootte, die bekend verdienen te zyn, we-
geus vcrfcheide aamnerkdybe byzonderhedeo.
Haar Kleur is donker groen, en dus t’eenemaal
'' g e ly k aan die der Bladen, waarop zy aazen; de
w t f i veertien Liniën, de dikte tweeLmién of
een zesde Duims. Haar L y f is naar agteren wat
dikker dan naar vooren, en van onderen zeer plat.
Stil zittende, houden zy het voorde van haar
Lighaam opwaards, byna gelyk de Ligufter-
Rupfen. Boven en behalve de gewoone ver-
deelingen in twaalf Ringen, heeft ieder Ring
nog v y f of zes Ringswyze infnydingen : zo dat
uu° 'ti het
(*) m ’t Nederduitfch Sporkenhout. Alnut nigra Uuifna^
J 2 m™ vindt dit Geboomte buiten Utrecht en m het