V.
A fd ee l . XXXiX.
Hoofdstuk.
Be Verandering
in een
Pop.
te neemen; doch waar toe zy niet komen kon-
Een Bandje van eenige weinige Draaden', die
zy opgeraapt hadt, bleef toen maar over, en
dit was zo zwak, dat de beweegingen, welke
de Pop inde Verandering maakte, haar deeden
vallen. Zo ziet men wederom, welk een over-
Ie" en voorzorg de kleinfte Dieren zelf gebruiken,
tot behoud van hun Geflagt.
Het grootfte getal der Rupfen , die zïg dus
vaftbinden, verandert in Hoekige Poppen; doch
deeze Regel is niet algemeen. De Schildpadjes-
Rupfen, by voorbeeld , geeven ’er die rond zyn.
Ook zyn ’er Rupfen, uit welken de Kapelletjes
voortkomen met Pluimagtige Wieken, die
zig binden en in Kegelvormige Poppen veranderen
: doch de Gordel heeft my altoos toege-
fcheenen nader aan deD Kop te zyn , dan die
der anderen , zegt R ïa ü m o r .
Nu komt nog in aanmerking, hoe de Verandering
toegaat in deeze Rupfen ; te meer,
doordien de gedagte Gordel haar eenigermaa-
te daar in fchynt te moeten belemmeren. De
Rups, zig vaftgebonden hebbende, blyft ee-
nigen tyd ftil; vervolgens begint zy eenige
vlugge beweegingen te maaken, twee of driemaal
als heen en weder flingerende. Het gedeelte
naby den Kop, dat men de Nek mag
noemen, wordt langs hoe krommer en zwelt
uit, by herhaalingen. Het allerzeldzaamste,
dat een oplettend Waarneemer, in deezen,
befpeurt, zyn de gezwinde Kloppingen in dat
gegedeelte,
waar van de Vezelen altemaal in een
Stuipagtige beweeging fcbynen te zyn, die haar
van onderen wordt medegedeeld. Hier door
komt, in de kleine Kool-Rups, ruim een Etmaal
na dat zy zig vaftgebonden heeft, de
Huid te barften, en dan wordt het V e l, met
een onverbeeldelyke vaardigheid, afgeftroopt.
De Pop zit ruim genoeg in de Gordel, om de
beweegingen, die daar toe noodig zyn, te maaken:
het agter-end, dat'het laatfte uit de Huid
getrokken wordt, kan zig vry op het voor-end
van de Pop, het welk aan den Band een Steun-
zel heeft, beweegen, en weet, op de zelfde
manier, byna!, als de hangende Poppen, door
fterk draaijen als een Tol de Pooten uit de Zy-
de te wrikken, en dus dé geheele Huid los en
zigkwyt te maaken: wanneer zy het agter-end
van haar L y f , in de plaats, aanhecht.
De Pop van gemelde Kool-Rups fchynt, by
het eerfte uitkomen, als met een Lymig Vogt
beftreeken te zyn, dat veele andere Poppen
niet, ten minfte niet in zulk een veelheid hebben.
Men kan begrypen, dat, door de overvloed
van zulk een Vogt, de affeheiding van
de Huid zeer gemakkelyk moet worden gemaakt,
en dat hetzelve, opdroogende, als toe
een verdubbeling ftrekt van de Huid der Poppen
; hoewel ’er tevens ook de Deelen van de
Kapel, die by ’t eerfte uitkomen in veelen zeer
zigtbaar z yn , grootelyks door bedekt worden.
Zo zien wy dan, dat de figuur der Poppen,
1. -df.el. xi. stuk. F a ai
r. A fdeel. XXXIX.
Hoofdstuk.