V. „ Masker; één wanneer zy een Pop wordt, en
A fd e e l . het laatfte by de Verandering tot een Kapel;
EtooFD-’ 5> Eas gebooreö zynde weegt de Rups een
stuk. „ tiende van een Grein; na de eerfte Vervel-
yicitmm,^ ^ vier(je deel 5 na de tweede drie
„ Greinen; na de derde zes; na de vierde en
„ volwaffen zynde, agt-en-zeftjg Greinen;'dat
„ is ruim een Vierde Loots. Wanneer zy een
„ Tonnetje zal maaken, werpt zy by de twintig
„ Druppelen uit van een dik Lymagtig Vogt;
,, beginnende daar na haar Werk en het zelve
„ voltrekkende in vier Dagen. 'De Pop met het
„ Tonnetje weegt ongevaar vyftig, maar op zig
,, zelf alleen twee-en-veertig Greinen. Uitvyf*
„ en-vyftig Tonnetjes zyn twaalf Mannetjes
„ voortgekomen; de overigen waren Wyf-
„ jes. De Wyfjes Kapel weegt, na het. uit-
„ werpen van haare Vuiligheid, veertien
„ Greinen. Een Wyfje legt 45öEytjes, die
„ geel zyn, daar na bruin worden: terwyl ’er
„ nog aio in haarLyf fchuilen, als een Kettingje
„ aan een dunnen Draad gehecht Zynde. De
„ Muizen en. Tabaksrook zyn den Rupfen
,, fchadelyk” (*).
wilde zy- In China vindt men een Soort van wilde
wormen, ^ydewormen , die grooter z y n , en welken
men in de loflchen leeven laat opeen ander
foort van Boomen, Tche o f Te Sang genaamd,
hebbende rondagtige Bladen, die in een punt
uit-
( * ) £n tm t l, l * r » , p. X9S, 194»
uitloopen, en een Vrugt naar Peper gelykende. v .
Z y groeijen gaarn op Heuvels en S t e e n a g t ig e A fd e e l .
plaatfen, alwaar zy een foort van digte Bos- j j oofd.
fchagie maaken. De Zydewormeir, die °P s2^ . m,
deeze Boomen aazen, worden eertt in Huis
uitgebroed, en vervolgens op de Boomen gezet.
Van haar Spinzel wordt zekere Stoffe
bereid, genaamd Kientcbou, welke graauw is
en geen Glans heeft, kunnende als Linnen ge-
waflehen worden en ongemeen fterk zynde.
Ook neemt zy niet ligt Vlakken aan, zelfs niet,
befmet wordende door Olie. Men maakt
van de Zyde, welke deeze Wormen fpinnen,
Snaaren tot Muüektuigen, die fterk en helder
klinkende zyn.
De tamme Zyde wormen kan men in drieder- Verfchii
, . . . . , - , deiZydc.
ley Soorten onderfcheiden , naamelyk de ge-
meenen, welke geeleZyde fpinnen: deSpaan-
fchen, welke gemarmerd zyn, met bruine en
witte Vlakken over ’t geheele L y f, en Zyde
uitleveren van verfcheiderley Kleuren, naame*
lyk Geele, Oranje, Ifabel-en Vleefchkleurige;
ook Celadon en Zwavelgeele. Die zodanige
Rupfen hebben fcheiden de Tonnetjes, welke
men in ’t Pramen Cocons noemt, niet van el-
kanderen, maar hafpelen de Zyde ondereen,
als wanneer zy altemaal uit den geelen zien.
Onder deeze laatften vindt men ’er zelfs, die
geheel witte Zyde fpinnen , en deeze zyn
veel blanker , krygende ook, op het laatft,
een zeer heldere, levendige, witte Kleur; daar
I. De e l * XI. Stuk, Mm de