V. verfchaffen (*). Ook heeft men waargeno-
XLlfh'111611 > dat het fterk droogen der Graanen in een
Hoofd- Stoof, waar door de Korrels zo hard worden,
STUK‘ dat de Jonge Koornwormpjes bezwaarlyk ’er in
kunnen komen, hier toe dienftig zy (f). ’t Is
Êgter niet te denken , dat zulks een volftrekt
Middel tot afweering zoude zyn; want zy hoo-
ren zelfs in Hout, en kruipen , volgens de
Waarneeming van Leeuwenhoek , als
menze in een Doosje doet, daar door heen.
Verfcheide anderê Middelen, die men daar tegen
in ’t werk geiteld heeft, waar onder het
Verfchieten wel eenvan-de genteenden is,zyn
ladig en kodbaar, of bederven het Koorn.
Oe wolf. ' De Wolf is een klein wit of bruinagtig Rupsje
met zedien Pooten, en van gedalte als de
gewoone Rupfen. Het heeft voor aan den
Kóp een B-k, beftaande uit twee roode Ny-
perSjWaar mede het dus in de Graankorrelse,n
zelfs in ’t Hout weet 'te booren. Het maakt
een Huisje van eenige Koornfjes , meer of
minder in getal, naar dat die groot zyn, en, daar
m zittende, vreet het dezelven uit, op de manier
der Motten. De Koorntjes worden, ten
dien einde, door dit Rupsje met eenige Draa-
den aan elkander gehecht. In de Herfd kruipen
zy langs de Wanden ofMuuren op, en,
in de Balken of het Hout van den Zolder boo-
| ren«
(*) Zie Vïtge~cgti P'erhmil, III. D. b!. 356.
ct> De zelfde , VII. D&el , bjadz, 511 , enz.
rende, veranderen zy aldaar in Popjes, welke Y,
3s Voorjaars de Mot-Uiltjes uitleveren, die danxClii.L*
haareEytjes leggen op het Koorn. Men vindt-Hoofd-
ze by R oes el , zeer naauwkeurig, zelfs door STÜK*
het Mikroskoop, afgebeeld.
De*Heer B azi n hadt aan den Heer R e- choco-
a u m u r kennis gegeven van een Soort v^n'43^,*10*"
Wolf, die thans niet onbekend is , en aalt op
de Chocolaade ; weshalven men haar noemen
kan de Chocolaad-Mot. Zy maakt, gely-
kervvys de andere Baderd-Motten , Kokertjes
van wit Spinzel, waar in zy huishoudt, vree»
tendedaar onder de,Koekjes weg, en dikwils
tot zekere diepte' daar in boorende. Gemelde
Autheur hadt opgemerkt , dat zy de lekkerde
Chokolaade voor andere verkiezen. Waar
déeze Soort van geleefd hebbe, toen de Ka-
kau in Europa nog niet bekend was, is duider.
Immers het blykt uit de Afbeelding van R e-
a u m u r (*), dat de Uiltjes merkelyk van die
derKoornmot verfchillen.
(260) Mot, die de Wieken bleek beeft, met een cclx. / ' lappeUa*
■ zwarte 'Stip, aan de tippen zig verhef • Kliffen- HB HR Mot. fende.
Het
(*) litm. fitr les Tnf, Tom. III. Fl* ïpb * 5« l9 > 2t»
(260) Phatxna Tinei , Alis albidis punffo nigto ; Apice
adfcendentibus. Jtcl. Slecfh, 1752. p. 66. Fatm. Snee. Ed, II.
I42.5.