3 5 0 B E S C H R ï V I N © * A w
V. Wiek, welke van onderen een weinig bleeker
A fdeel» „•
XL!. vertoonL Voor c overige vindt men geel-
H oof»- agtig witte of Ifabellekleurige Banden, die krot®
STöi‘* loopen, zo op de voorfte als op de agterde
Wieken 3 welke graauwagtig zware van Grondv
kleur zyn, en in 't midden ieder met vier witte,
Hemelsehblaauw geoogde Plekjes, getekend.
De voorfte Wieken zyn geheel gaaf en
ongekarteid , rond van rand, de ageerden zeer
duidelyk getand. Men zou deesse Kapel voor
eene van de derde grootte kannen rekenen (*)„
X L I L B O O F D -
(*) Ik cfenfc cht cte Cyfer!etters, die van- L inn.eus agter-
deeze Ongefehikte Kapellen geplaatft zyn , zulks aanwyzen ;
doch liet ware te wenlchen» dat zyn Eet. van de grootte een
•ader bepaaling opgegeven, of dezelve«, dien aangaande, by
bekende Kapellen vergeleeken had. Ondcrtufiihen houd ik
die, welke drie Dtaia of daar omtrent breed zyn, gelyk die
van Fig. 4 , j , <> , op PL. XXXXIX, voor Kapellen van de
‘Tweede Grootte; die merkelyk grooter zyn , gelyk veeleChi*
neefche Pagies, Atlalïèn enz. als ook de Nimweeglche: voor
Kapellen van de Eerjle Grootte, en die veel kleiner zyn; gelyk
die van Fig. i , 2 , en 10 , 11 , of ongevaar een Duim
breed, voor Kapellen van de Her ie Grootte: neemehde dan de
overige kleinere , gelyk Fig. 7 , 8 , voor Kapellen van de
Vierde grootte.
(T) De Heer Doktor SUL ZE R noemt die van dit Geflagt
Abtnivegel en zegt dat zy niet dan des Avonds o f in den Mor-
genftond vliegen. Kent. der hsf. Ztirich. 1761. p. 12 j. - Zo
dit zeker was,zon menze merregt Schemering-vlinders kun*
nen noemen, doch ik vinei thans aangemerkt, dat in de tyd
en wyze van haar vliegen geen verlchil is met de Nagt-Kapel*
len in ’t algemeen. S e pp 11L Stuk. 3. Verhand. Mooglyk
aibu dit fluk nog wel eenig nader onderzoek verdienen,