Afmel Nagt*Kapel met gepluimde Sprieten en
XLI1I. " een gekrulden Zuiger, die de Wieken als tieer-
HoofD- gedrukt, graaüwheeft,meteen takkige Streepi
en Maantje, Zeegroen van Kleur.
Graminis.
VG is* ^ an ^eeze Kapel o f Uil is de Rups een groo-
te Plaag in Sweeden, eetende aldaar, in fom-
mige Jaaren, de Graslanden byna geheel a f,
zodanig dat, hier door alleen, de Beeilen gebr,ek
krygen aan Hooy,en in het volgende Jaar ziet
men ’er, deswegen, veel meer Bloemen op, dan
anders. Het zonderlingfte is, dat zy die Soort
van Gras, welker Aairen Voflenftaartjes gely-
ken, onaangeroerd laat. De Kraaijen en Varkens
vernielen ’er veel van. Men neemt ook
het maaken van Greppels tot behulp, waar uit
deeze Rupfen niet zouden kunnen komen. In
de jaaren 1740 en de twee volgende , heeft
het Landvolk veel fchade daar van geleed en.
Li CsO Nagt-Kapel met gepluimde Sprieten en
UlorU. een gekrulden Zuiger, Speelende. u u die de Wieken de een op de ander leggende heeft, de bovenjte Zeegroen
met een Maantje} en bet BorJlJluk3van
vooren, Roejlkleurig,
Vol*
(50) PhaUna Bemlyx fpirilinguis, Alis depreffis grifeis,
linea iamofa lunulaqui glaucis. Faun, Suec. 8ï6. 886. ^43.
Stoc\h. 174a. p. 40. T. 2.
(51 ï'PhaUn* Bombyx fpiiilinguis , Alis incumbehtibus ,
fnperioribus glaucis lunula Thoraceque amice feriugineis,
REAUM, Inf. ï. T. 14, f. 10,
Volgens Wi l k e onchoudt zig dit Uiltje in v .
Duitfchlandjdat door R eaumur. is afgebeeld, Afdeel.
voortkomende uit een Rups, die ook in den hoofd-
Grond kruipt om te veranderen, Haar Kleur stuk.
was groen, doch met twee zwarte Streepjes
overlangs de Rug, op ieder Ring, Zy warqn
niet Haairig maar glad , en onthielden zig op
de Zuuring. De Kapellen hadden de bovenfte
Wieken graauwagtig, fomtyds met bruin en
geel gewolkt, de onderflien helder geel feuil-
lemort» met een breeden zwarten band van
agteren gezoomd, fomtyds vuil witagtig. Ook
is de Rups fomwylen bruin, daar deeze Kapellen
van komen , zo R e a um u r . aanmerkt.
Het zou die fraaije Soort, zo zeer naar ons
geele Weeskind gelykende, fchynen te zyn»
welke R oes e l op de twee-en-dertigfte Plaat,
in zyn IV. Deel, heeft afgebeeld; indien derzel-
ver Mannetjes gepluimde Sprieten hadden. De
Afbeelding,daar van, was hem van elders toegezonden
: zo dat die Soort in Duitfchland ook
niet zeer gemeen moet zyn. Het verfchil der
Kleuren, zo van deKapellen als van de Rupfen,
daar de Natuur als in fpeelt, kan ’èr L inileus
dep bynaam aan hebben doen geeven.
($a) Nagt-Kapel met gepluimde Sprieten . lil
en een gekrulden Zuiger; de Wieken over cezccftL
el-
Phalana Bcmhyx fpirilinguis, Alis incumbentibus, fu-
perioribus albis trans ver 1« nigro piinctatis. 2ial. X.