V. ten geeft , verdient een nadere befchouwing.
' Het vertoont zig , door zyne kromte , als eent,
H oofd Hoorn, en heeft ook een harde, Hoornagtige
zelfftandigbeid, doch aan den Wortel is het
gedwee , Hatende, zig op alle manieren bui-
gen; hoewel de Rups ’er geene vrywillige be-
weegingen mede maaken ' kan , gelyk met de
Pooten en anderen Lighaamsdeelen. Het is
alleen , wanneer dit Hoorntje komt te raaken
aan eenig Voorwerp, dat hetzelve zig meer o f
min agterwaards nederbuigt. G o e d a a r t beweert
wel, dat de Rupfen zig daar van tot ver-
deediging bedienen , willende zelfs , dat ’er eenig
Vergift in bdlooten z y : doph men moet zulks
voor een Herfenfcbim houden. Hoe men eqn
Rups ook tergt of plaagt; zy maakt’er geep
gebruik van om te fteeken of te kweczen.
Door het Vergrootglas , niettemin , ontdekt
men, dat dit Ligbaajnsdeel met een menigte
fpitfe knobbeltjes bezet is , die naar de pupt
geftrekf zyn. Het is op den elfden Ring, met
de kromte agterwaards, geplaatft.
peMte der In ’t Latyn heeft L i n n je u $ den Geflagt-
Rupfen. . n ° '
naarn gebruikt van bphmx, die van een byzon-
dere figuur en geftalte der Rupfen, waarvan
deeze Kapellen komeD, ontleend is. De meeften,
ten minfte van die welke men Echte Pylftaar-
ten noemt, hebben den Kop aan *t end ftomp
en van boven éenigermaate fpics. De Natuur
geeft haar de bekwaamheid ,om het voorftevan
haar. Lighaam op een yerbaazende manier te
klipkunnen
uitrekken of intrekken, en dit laatfte V.
plaats hebbende terwyl de Rups de voorde A^ T i^ '
helft opgeheven houdt; gelyk altoos, wanneer Hoofd-
zy ftil zitten, gebeurt: zweemt de Geftalte van sjyK*
bet geheele Iniekc niet kwaalyk naar die, welke
door de Ouden aan het Raadzel geevende Ge-,
drocht, dat men Sphinx noemde, gegeven is.
Buiten en behalve het gemelde P yltje, dat
in de Rupfen der Kapellen van dit Geflagt alleen
voorkomt, hebben zy nog verder eenige
algemeene Eigenfchappen. Geen van allen is
Haairig ruig , doch men kanze altemaal ook
niet volkomen glad noemen, wegens de onef.
fenheid haarer Huid. De twee agter-Pooten
van de zeftien , die zy ’er allen hebben , zyn
in geene andere' Rupfen zo dik,breed en ftomp;
Ook is de Gang van deeze, die gemeenlyk als
zwaarlyvig , dik én wel gevoed voorkomen ,
zeer log en traag: men viDdt er geene Hard- -i
loopers onder. De Kleur is in de meeften niet
onbevallig; ’c zy door fraaije ftreepjes op een
groenen Grond , gelyk in de Ligufter-Rups en
die der Linden;’t zy dooreen ongemeen fchoo-
ne mengeling van Kleuren, gelyk in de Rups
van het Wolfsmelk,die berugt is wegens haare
fïerlykheid.
Ten onziat van.de Verandering verfchillen mate mi*.
■ ° netjes of
z y , ongemeen, met de Dag-Kapellen. Daar sp;nz,eis,
deeze zulks , zonder eenige fchrocm , in de
open Lugt werkftellig maaken, en haare Poppen
haten bloot gefield aan Weer en Wind,
B b 5 j*