a Z 'ek i het L y f uit een ?ro0t getaI Ringen fchynt
XLi. ' faffleugefteld cc zyn; kunnende de twaalf Rin-
Hoopo- gen naauwlyks dan door de plaatzïng derPoo-
l. * ten eD der Lugtlrippcn onderfcheiden worden.
Kxpti. kJp ieder zyae vau de Rups loopt een witte
Streep, die het ooderfte affcheidt van de Rug,
welke, gelykerwys de Kop, doorzaaid is mee
een groot getal kleine, zwarte, Kegelswyze
puntjes, met zigthaar dan met behulp van een
Vergrootglas. Deeze verdonkeren niet alleen
de Kleur, maar maaken ook de*Huid op ’t aan-
raaken hard en ruuw- zo dat zy niet geteld kunnen
worden onder de gladde Rupfen. Van onderen
hebben zy weinig van die Hoornagtige
knobbeltjes en zyn aldaar geelagtig groen. Zy
hebben zeftien Pooten als gewoonlyk.
DePqp. Uit deeze befchryving blykt, hoe weinig op
de Afbeeldingen der Rupfen en Poppen van de
nevens geplaatfte Kapellen, in ’t Vierde Deel
van S e b a , te betrouwen is: want de Rups,
die men daar opgeefc als het Masker van de
Citroen-KapeS (Lett. G i. Taf. III.) is zeer ruig
of als gedoomd afgebeeld, en niet alleen overal
nagenoeg even dik, maar ook byna twee Duimen
lang. Bovehdien heeft de Pop die dikbuï-
kige figuur niet, welke zo duidelykdoorftraalt
in de Afbeeldingen van den Heer de G e e r .
Z y is , zegt zyn Ed ., met een Bandje omgord,
gelykerwys die der Venkel-Rupfen en Witjes;
doch dit Bandje is niet op twee plaatfen, maar
ilegts op eene zelfde plaats, met de enden valt»
ge.
gemaakt; ’ t welk onderftelt, dat, in bet fpïn-
nen van dit Bandje, de Rups haarLighaam nog
meer moet omicommen, dan de andere Rupfen
, en dit hadt de Ondervinding hem beveiligd.
Ook moeft dit Bandje ongelyk ruimer zyn, om
dien Buikzak van de Pop te kunnen omvatten,
en dit maakte dat z y , onder ’c fpinneD, haar
L y f byna in een hal ven Cirkel omboog; houdende
zig, met de twee ageerde Pooten, al-
leenlyk vaft. Gemelde Zak belloDdt flegts uit
de Scheeden der Vleugelen.
In ’t eerft is deeze Pop, even als de Rups,
Grasgroen ; zy worde vervolgens geelagtig, en
daar komt, ten einde van veertien Dagen, een
Kapel uit, welke, hoe gemeen ook in fommige
Landftreeken, van den Heer R ïa o m d r niet
waargenomen is. R a y heeft zig uitermaate
vergift, Hellende dat de bleekllen van Kleur
de Mannetjes zyn. Het zyn Dag-Kapellen met
geknopte Sprieten, verfcbillende, wanneer zy
ftil zitten, van de Witjes, inzonderheid door
de hoekigheid der Wieken. Ook zyn de Sprieten
zo lang niet, als gewoonlyk in de Dag-
Kapellen, en roodagtig van Kleur. Het Vogt
dat z y , by het komen uit de Pop, uitwerpen,
is niet- rood , maar helder als klaar Water.
„ Zy vertoonen zig den geheelen Zomer op
’ het Veld, en blyven ook den Winter over
„ in’t Leven, verbergende zig, waarfchynlyk,
,, in de fpleeten van Bcomen of op dergelyke
,, plaatfen, gelyk veele andere Kapellen doen,
1. DZF-L. x i . stuk, R 5 ” om
V.
AFDEEt,
XLI.
Hoofdstuk.
Citroen-
Kapel.