V.
A fd ee l .
XLIII.
Hoofdstuk.
El . x c i i ,
XX.
Catirenfit,
Wolfsmelk
Ring-
Ilups.
dan geweefzel daar buitenom, als datderZy-
dewormen. Als men’ t zelve aanraakt of drukt,
Ruift ’er een Meelagtige Stoffe uit. In om en
by de veertien Dagen komt de Uil te voor-
fchyn , die bruingeel is van Kleur, met wat
bruinêr dwarsftreep. Derzelver Afbeelding in
Fig. i. ftrekt tot één Voorbeeld der Kapellen,
die de agterlie Wieken fomtyds voor uit llee*
kende, o f de Wieken agterlie voor hebben.
L inNjEüs merkt thans (*) aan, dat ’er van
deeze Kapellen twee Verfcheidenheden zyn,
beiden van de zelfde Soort; „ gelyk, zegt hy,
„ aan de genen,die de Verandering onderzogt
„ hebben; de G e e r , S c r e b e r u s en myn
,, Zoon, is 'gebieeken. De eerlte heeft de
„ Wieken graauw, met twee fchuine geele
„ Banden; de andere heeft de Wieken geel,
„ met een breeden graauwagtigen Band in 't
,, midden , en een anderen fmallen by ’t Ge*
„ wriclit, en voor den agterllenrand”. Deeze
laatfte behoort tot de volgende Boort.
(ao) Nagt-Kapel met gepluimde Sprieten, die
geen Zuiger vertoont, hebbende de' Wieken
agterjle voor en graauw , met twee bleeke
Streeten, van onderen éêne.
Tot
(*) Fm ». Suec. Ed. II. P. 29ï *
(20) Phalana Bornbjx elinguis , Alis leverfis grifêis, Stri-
gisduabuspaliidis; fubtus unica. Fm». Suec. 831. Frjsch. Inf.
X. T. 8, ROES* Inf. IV, T. 14. De GEER Inf I, T. JS.
t. 4 - 6 ,
TötdezeSoort wordt die Rups t’ huis gebragt, V.
.. _ , i j - Afdeel.
•welke de Geer, m Sweeden, zo overvloedig XLI1L
„evondeb hadt op een Soort van Oijevaars-Bek, Hoofd-
welke zeer gemeen is in de Laplanalche Bos- King.^ s.
fchen , als ook in de Wilderniflen en op de
Steenagtige Velden van Sweeden (*)• Zy zyn,
zegt hy , twee Duimen lang en omtrent een
vierde Duims dik; haar Kop is dof zwart, het
L y f helder blaauw van Goudkleur, met donker
geele en zwarte Streepen. In eigenfchap-
pen kwamen zy grootelyks met de voorgemelde
Ring-Rupfen overeen; weshalven die Heer
’er den naam aan gaf van Livrée des Prez o f Li-
vrey*Rups der Velden, zeggende dat zy ook
yeele andere Kruiden , die in de Weiden groei-
jen, gelyk de Geitenbaard en dergelyken, afknaagt.
L inNjEUS zegt (f) dat zy zig onthoudt
op de Wilgen,het Muizen-Oor, Jacéa,Sinauw
en Wolfsmelk,eetende dus veelerlei Kruiden,
en onder een foort van Tent woonende, welke
zy clikwils vernieuwen en verplaatzen. De Kapel
, hoewel in Kleur verfchillende , komt in
het leggen der Eytjes, ringswyze,om de Takjes
o f Steelen , met de gewoone Ring-Rups
overeen; ja wordt door hem naderhand flegts
v o o r
f * ) G eraniutn pedunculis bifloris, foliis peltatis m ultifi-
d is , caule erefto, Flor. Idfp. 266, Flor, Suec. 572. Hort,
Cliff. 344. Royen Zwgd. R»r, 351. Getanium iiattaciüoids* ^
folio AconLti. BAUH. Tin.
( t ) Sy/1. Kat. Ed. X. p . 5 0 0 .